Gebruik van de voerdraad voor definitieve positionering
Volg de instructies in Plaatsing van de elektrode met behulp van de stylet-methode (pagina 11) tot
de elektrodetip voldoende is opgevoerd.
1.
Trek de stylet voorzichtig terug terwijl u de elektrode op zijn plaats houdt.
2.
Plaats de distale slappe tip van de voerdraad in de connectorpin van de elektrode en voer de
tip van de voerdraad naar het distale einde van de elektrode.
3.
Voer de tip van de voerdraad door de elektrodetip naar een optimale plaats in de coronaire
ader door de voerdraad te manipuleren.
4.
Schuif de elektrodetip voorzichtig over de voerdraad in een geschikte positie.
5.
Zodra de elektrodetip in een geschikte positie is, trekt u de voerdraad voorzichtig terug tot
het sinus coronariusgebied, waarbij u de curve in het distale gedeelte van de elektrode
zichzelf in de coronaire ader vast laat klemmen, terwijl u de elektrodetip test op
mechanische stabiliteit.
6.
Bepaal de stimulatie- en waarnemingsdrempels (zie Intra-operatieve metingen (pagina 13)).
Plaatsing van de elektrode met behulp van de voerdraad-methode
Bij het verwisselen van voerdraden of stylets plaatst u, voordat u een nieuwe voerdraad of stylet
inbrengt, het doorspoel-/trechterinstrument voor IS4-elektroden op de connectorpin van de
elektrode, en spoelt u met een geschikte Luer-Lok-injectiespuit het binnenlumen door met steriele
fysiologische zoutoplossing, water of gehepariniseerde fysiologische zoutoplossing.
De elektrode kan op twee verschillende manieren met behulp van de voerdraad in de grote
hartader worden ingevoerd: Door het distale uiteinde van de voerdraad in de connectorpin van de
elektrode te steken ('backloading' of 'pre-loading'), of door de distale tip van de elektrode op het
proximale uiteinde van de voerdraad te steken ('frontloading').
Methode één ('Backloading')
1.
Met de distale tip van de voerdraad zo aangebracht dat deze binnenin de elektrode, vlak
voor de elektrodetip, ligt voert u de elektrode door het katheterinvoersysteem in de sinus
coronarius naar de grote hartader.
2.
Zodra de elektrodetip niet gemakkelijk meer verder kan worden opgevoerd, houdt u de
elektrode stabiel terwijl u de tip van de voerdraad voorbij de elektrodetip schuift, totdat deze
in een geschikte coronaire ader is gemanoeuvreerd.
3.
Ga verder zoals beschreven in Invoeren van de elektrode (pagina 13).
Methode twee ('Frontloading')
1.
Voer de distale tip van de voerdraad via het katheterinvoersysteem in de sinus coronarius,
zover mogelijk naar een geschikte coronaire aderplaats.
2.
Schuif de distale elektrodetip voorzichtig over het proximale einde van de voerdraad.
OPMERKING: Om invoer van de elektrode over de voerdraad te vergemakkelijken
maakt u de distale vorm van de elektrode recht, en houdt u het elektrodelichaam zo
recht mogelijk terwijl het op de voerdraad wordt aangebracht.
3.
Ga verder zoals beschreven in Invoeren van de elektrode (pagina 13).
12