Fixeren van de elektrode
Wanneer aanvaardbare elektrische metingen zijn bereikt en het distale uiteinde van de elektrode
in een goede positie is aangebracht, verwijdert u de stylet of de voerdraad en het
katheterinvoersysteem.
1.
Trek de huls van het katheterinvoersysteem eraf of snijd deze open en verwijder deze
voorzichtig terwijl u de elektrode stabiliseert om te voorkomen dat deze wordt losgetrokken.
2.
Smeer de fixatiehuls indien nodig met een steriele zoutoplossing of steriel water om het
aanbrengen te vergemakkelijken.
3.
Fixeer de elektrode op of nabij de plaats waar deze de ader binnengaat met behulp van een
niet-absorbeerbare synthetische hechting.
4.
Zet de fixatiehuls vast aan het onderliggende weefsel; controleer vervolgens de positie van de
elektrode, zowel visueel als onder fluoroscopie, om te voorkomen dat de elektrode wordt
verdraaid en om te controleren of de elektrode niet per ongeluk achteruit of vooruit is
geschoven.
5.
Bind de hechtdraden stevig om elke beschikbare groef op de fixatiehuls. De meest distale
groef kan worden gebruikt om de ader over de fixatiehuls af te binden.
OPMERKING: De ligatuur rond de fixatiehuls moet strak genoeg zijn om de elektrode
vast te houden, maar niet zo strak dat de isolatie of de geleider wordt beschadigd.
LET OP: Als er een fixatiehuls als accessoire wordt gebruikt, mag deze alleen
worden gebruikt ter vervanging van de bestaande fixatiehuls op de elektrode, niet
in combinatie met deze bestaande fixatiehuls. Het gebruik van meerdere
fixatiehulzen om de elektrode vast te zetten wordt niet aanbevolen, aangezien dit
kan resulteren in schade aan de elektrode.
Vasthechten van de elektrode
Figuur 7. Elektrode fixeren
1. Ader
2. Fascia
3. Elektrodelichaam
16