•
Na het instellen van de sluitertijd en diafragmawaarde kan het
belichtingsniveau wijzigen als u de zoom aanpast of een nieuwe
compositie voor de opname maakt.
•
Afhankelijk van de ingestelde sluitertijd of diafragmawaarde, wordt
de helderheid van het scherm mogelijk aangepast. De helderheid
van het scherm wijzigt echter niet als de flitser is uitgeklapt en de
modus [h] is ingesteld.
•
De belichting kan anders zijn dan verwacht als de ISO-waarde is
ingesteld op [
], omdat de ISO-waarde wordt aangepast om te
garanderen dat de standaardbelichting in overeenstemming is met
uw opgegeven sluitertijd en diafragmawaarde.
•
AE lock is alleen beschikbaar als de instelling van de ISO-waarde
[
] is.
•
[D]: Handmatig
•
De standaardbelichting wordt berekend op basis van de opgegeven
meetmethode
(=
81).
De flitsoutput aanpassen
Maak een keuze uit de drie flitsniveaus in modus [D].
Open de modus [D].
1
Stel het programmakeuzewiel in op [D].
2
Stel de flitsmodus in.
Druk op de knop <n>, kies
[Flitsbesturing] op het tabblad [
druk op de knop <m>
Druk op de knoppen <o><p> om [Flits
mode] te selecteren, druk op de knoppen
<q><r> om [Handmatig] te selecteren
en druk vervolgens op de knop <n>.
3
Configureer de instelling.
Klap de flitser op, druk op de knop
<r> en draai onmiddellijk aan de ring
<
vervolgens op de knop <m>.
Als de instelling is voltooid, wordt het
flitsuitvoerniveau weergegeven.
[
Foto's
] en
4
(=
28).
> om het flitsniveau te kiezen. Druk
] laag, [
] medium, [
] hoog
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus/Modus
Hybride automatisch
Andere
opnamemodi
P-modus
Tv-, Av-, M-, C1- en
C2-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
106