2.7. Veiligheids- en bewakingscontroles
Onze installaties zijn uitgerust met verschillende veilighe-
ids- en bewakingscontroles. Deze inrichtingen mogen
niet worden gedemonteerd of uitgeschakeld. Inrichtingen
moeten vóór de inbedrijfstelling door een elektricien aang-
esloten en op correcte werking gecontroleerd zijn.
Houd er hiervoor ook rekening mee dat voor bepaalde
inrichtingen een analysetoestel of -relais nodig is voor
een probleemloze werking, bijv. PTC-weerstanden en
PT100-voelers. Dit analysetoestel is te verkrijgen via de
fabrikant of elektricien.
Het personeel moet geïnstrueerd zijn over de gebruikte
inrichtingen en de werking ervan.
Pas op!
De machine mag niet worden gebruikt als de veilighe-
ids- en bewakingscontroles tegen de voorschriften in
zijn verwijderd, beschadigd en/of niet functioneren!
2.8. Vloeistoffen
Elke vloeistof onderscheidt zich door samenstelling,
agressiviteit, abrasiviteit en vele andere aspecten. In
het algemeen kunnen onze installaties in veel bereiken
worden ingezet Meer informatie hierover is te vinden in
het gegevensblad van de pomp Daarbij moet er rekening
mee worden gehouden dat veel parameters van de in-
stallatie kunnen veranderen door een wijziging in de dich-
theid, viscositeit of samenstelling in het algemeen.
Ook zijn voor de verschillende vloeistoffen verschillende
materialen en waaiervarianten nodig. Hoe nauwkeuriger
de informatie bij uw bestelling, des te beter hebben wij
onze installatie aan uw eisen kunnen aanpassen. Wanneer
zich wijzigingen voordoen in het toepassingsgebied en/of
de vloeistof, bieden wij u graag ondersteunend advies.
Bij een wissel van de installatie naar een andere vloeistof
moet op het volgende worden gelet:
•
Installaties die in vuil- en/of afvalwater zijn gebruikt,
moeten vóór toepassing in schoon water grondig
worden gereinigd.
•
Installaties die vloeistoffen met een gezondheidsri-
sico hebben gepompt, moeten vóór een mediumwi-
jziging in het doorgaans worden gedecontamineerd.
Bovendien moet worden nagegaan of deze installatie
nog wel in een andere vloeistof mag worden toege-
past.
•
Bij installaties die worden gebruikt met een smeer- of
koelmiddel (bijv. olie), kan dit bij een defecte glijringaf-
dichting in de vloeistof terechtkomen.
Gevaar door explosieve vloeistoffen!
Het verpompen van explosieve vloeistoffen (bijv.
benzine, kerosine, etc.) is ten strengste verboden.
De producten zijn niet ontworpen voor deze vloeis-
toffen!
2.9. Geluidsdruk
De installatie heeft, naargelang afmeting en vermogen
(kW) tijdens het bedrijf een geluidsdruk van ca. 40 dB (A)
tot 70 dB (A). De werkelijke geluidsdruk is echter afhan-
kelijk van meer factoren. Dat zijn bijv. installatie- en op-
stellingswijze, bevestiging van toebehoren, persleiding,
werkpunt, dompeldiepte, etc.
3. Algemene beschrijving
3.1. Toepassing
HOMA-universele pompen zijn verplaatsbare, zelfaanzui-
gende centrifugaalpompen met elektromotor. Door de
montage van een elektronische pompbesturing vervullen
deze apparaten de functie van een huishoudwaterau-
tomaat. De pompen zijn geschikt voor het verpompen van
schoon water. Toepassingsgebieden zijn bijv. tuinbewater-
ing, legen van bassins, als noodpomp bij overstromingen.
De pompen zijn niet geschikt voor toepassing in vloeist-
offen met abrasieve bijmengingen van vuil, zand, slib of
leem. Schurende stoffen of stoffen die het materiaal op
een andere manier aantasten, zoals bijv. zand, zwevend
sediment, bladeren etc., kunnen de pomp vernielen. Om
schade aan pomp of besturing door verontreinigingen te
vermijden, adviseren wij algemeen een voorfilter toe te
passen. De pomp is ook niet geschikt voor toepassing in
vloeistoffen met chemische, bijtende, licht ontvlambare
of explosieve substanties. Alle aftapplaatsen (bijv. was-
bakken, waterkranen) die door huishoudwaterautomat-
en worden gevoed, moeten met een aanwijzingsbord
-GEEN DRINKWATER- worden gemarkeerd. De temperat-
uur van de vloeistof mag maximaal 35 °C bedragen. De
maximale dichtheid van de vloeistof ligt bij 1040 kg/m³ en
de pH-waarde mag 6 - 8 bedragen.
3.2. Toepassingswijzen
De pompen zijn geconfigureerd voor de bedrijfswijze S1
(continu bedrijf). Gedetailleerde informatie is te vinden in
de tabel in hoofdstuk 3.3.2 Motor.
nEDlErlanDS | 31