Inbedrijfstelling
2.
Ga met de navigatietoetsen naar parametergroep
0-** Bediening/display en druk op [OK].
Afbeelding 5.2 Main Menu
5
5
3.
Ga met de navigatietoetsen naar parametergroep
0-0* Basisinstellingen en druk op [OK].
Afbeelding 5.3 Bediening/display
4.
Ga met de navigatietoetsen naar
parameter 0-03 Regionale instellingen en druk op
[OK].
Afbeelding 5.4 Basisinstellingen
5.
Druk op de navigatietoetsen om [0] Internationaal
of [1] Noord-Amerika te selecteren en druk op
[OK]. (Hierdoor worden de standaardinstellingen
van diverse basisparameters gewijzigd.)
6.
Druk op [Main Menu] op het LCP.
7.
Ga met de navigatietoetsen naar
parameter 0-01 Taal.
8.
Selecteer de gewenste taal en druk op [OK].
9.
Als er tussen de stuurklemmen 12 en 27 een
jumperkabel is aangebracht, moet u
parameter 5-12 Klem 27 digitale ingang op de
fabrieksinstelling laten staan. Stel
parameter 5-12 Klem 27 digitale ingang in op [0]
Niet in bedrijf als dit niet het geval is.
28
®
VLT
1107 tpm
3,84 A
Hoofdmenu
0-** Bediening/display
1-** Belasting & motor
2-** Remmen
3-** Ref./Ramp.
0.0%
0.00A
Operation / Display
0-0
*
Basic Settings
0-1
*
Set-up Operations
0-2
*
LCP Display
0-3
*
LCP Custom Readout
0.0%
0.00A
Basic Settings
0-03 Regional Settings
[0] International
Danfoss A/S © 08/2016 Alle rechten voorbehouden.
AutomationDrive FC 301/302
10.
Stel de volgende parameters in op de toepas-
singsspecifieke waarden:
10a
1 (1)
10b
10c
10d
10e
5.4.3 Setup asynchrone motor
Voer de volgende motorgegevens in. Deze informatie is te
vinden op het motortypeplaatje.
1(1)
1.
Parameter 1-20 Motorverm. [kW] of
0-
**
parameter 1-21 Motorverm. [PK].
2.
Parameter 1-22 Motorspanning.
3.
Parameter 1-23 Motorfrequentie.
4.
Parameter 1-24 Motorstroom.
5.
Parameter 1-25 Nom. motorsnelheid.
Bij gebruik van de fluxmodus of voor optimale prestaties
de VVC
+
-modus zijn extra motorgegevens nodig om de
volgende parameters in te stellen. U vindt de gegevens op
het motordatablad (deze gegevens staan gewoonlijk niet
op het motortypeplaatje). Voer een volledige AMA uit via
parameter 1-29 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA) [1]
Volledige AMA insch. of stel de parameters handmatig in.
1(1)
Parameter 1-36 Ijzerverliesweerstand (Rfe) wordt altijd
0-0
*
handmatig ingevoerd.
1.
Parameter 1-30 Statorweerstand (Rs).
2.
Parameter 1-31 Rotorweerstand (Rr).
3.
Parameter 1-33 Statorlek-reactantie (X1).
4.
Parameter 1-34 Rotorlekreactantie (X2).
5.
Parameter 1-35 Hoofdreactantie (Xh).
6.
Parameter 1-36 Ijzerverliesweerstand (Rfe).
Toepassingsspecifieke aanpassing bij gebruik van VVC
VVC
+
is de meest robuuste regelmodus. Deze biedt in de
meeste situaties optimale prestaties zonder verdere
aanpassingen. Voer een volledige AMA uit voor de beste
prestaties.
Toepassingsspecifieke aanpassing bij gebruik van de
fluxmodus
Het fluxbesturingsprincipe is de regelmodus bij uitstek
voor optimale asprestaties in dynamische toepassingen.
Voer een AMA uit, aangezien deze regelmodus
nauwkeurige motorgegevens vereist. Afhankelijk van de
toepassing kunnen verdere aanpassingen noodzakelijk zijn.
Zie Tabel 5.6 voor toepassingsspecifieke aanbevelingen.
Parameter 3-02 Minimumreferentie.
Parameter 3-03 Max. referentie.
Parameter 3-41 Ramp 1 aanlooptijd.
Parameter 3-42 Ramp 1 uitlooptijd.
Parameter 3-13 Referentieplaats.
Gekoppeld Hand/Auto, Lokaal, Extern.
+
MG33AR10