ALGEMENE INFORMATIE
74
Alarmknipperlichten
Wanneer de schakelaar van de alarm
knipperlichten op aan wordt gezet,
knipperen
de
van de richtingaanwijzers in hetzelfde
tempo als de richtingaanwijzers zelf.
Grootlichtlampje
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dimscha
kelaar
ingesteld, gaat het waarschu
wingslampje voor grootlicht branden.
Dagrijlichten (DRL) (indien
gemonteerd)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dagrijlicht
schakelaar op dagrijlicht is
ingesteld, gaat het waarschu
wingslampje voor dagrijlicht branden.
Als het dimlicht is ingeschakeld, is het
waarschuwingslampje van de dagrijver
lichting UIT.
Waarschuwing
Rij niet langer dan noodzakelijk met
het dagrijlicht (DRL) als het omge
vingslicht zwak is.
Als het donker is, in tunnels, of als de
omgevingsverlichting zwak is, kunnen
de dagrijlichten het zicht belemmeren
of andere weggebruikers verblinden.
Verblinding van andere weggebruikers
of beperkt zicht bij slechte verlichting
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
waarschuwingslampjes
op
grootlicht
Waarschuwingslampje
brandstofniveau
Het
brandstofpeil
wanneer er nog circa 3,5 liter
brandstof in de tank aanwezig
is.
Bandenspanningswaarschuwings-
lampje (mits bandenspannings-
controlesysteem is ingebouwd)
is
Waarschuwing
Zet de motorfiets stil wanneer het
waarschuwingslampje voor de banden
spanning gaat branden.
Rij niet op de motorfiets tot de
banden gecontroleerd zijn en de juiste
bandenspanning
toestand.
Let op
Het
bandspanningscontrolesysteem
(TPMS) kan op alle modellen worden
geleverd als optie.
Het
voor
werkt
het
controlesysteem (zie pagina 112).
Het waarschuwingslampje gaat alleen
branden wanneer de bandenspanning
voor of achter onder de aanbevolen
spanningswaarde ligt. Het gaat niet
branden wanneer de bandenspanning
te hoog is.
controlelampje
Laag
gaat
branden
hebben
in
koude
waarschuwingslampje
de
bandenspanning
samen
bandenspannings
met