Voorzichtig
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien, omdat dit oververhitting en
motorschade kan veroorzaken.
SERVICE
1
2
21.5 C
o
N
2
4
6
8
10
12
14
F
E
3
1.
RUN- stand op de start/stop- schakelaar
van de motor (Street Triple R afgebeeld)
2.
START- stand op de start/stop- schakelaar
van de motor (Street Triple R afgebeeld)
3.
Controlelampje neutraalstand
(Street Triple RS en
Street Triple Moto2™ Edition)
4.
Controlelampje neutraalstand
(Street Triple R)
5.
AAN positie op het contactslot
De motor starten:
Controleer of de motorstopschake
▼
laar in de stand AAN staat.
Controleer of de transmissie in
▼
neutraal staat.
Trek de koppelingshendel helemaal
▼
tegen de handgreep.
Draai de contactschakelaar in de
▼
stand AAN.
Vervolg
P
0
4
5
RIJDEN OP DE MOTORFIETS
Let op
Wanneer
het
schakeld,
beweegt
de toerenteller snel van nul naar
maximum en weer terug naar nul (alleen
Street Triple R).
lampjes
op
het
gaan
branden
weer uit (behalve de lampjes die blijven
branden tot de motor wordt gestart
– zie pagina 71 voor Street Triple RS,
Street Triple Moto2™ Edition en pagina 41
voor Street Triple R.
U hoeft niet te wachten tot de wijzer
weer op nul staat voordat u de motor
start (alleen Street Triple R).
In
de
sleutel
aangebracht om de startonderbreker
uit te schakelen. Om er zeker van te
zijn dat de startonderbreker correct
functioneert, altijd maar een van de
twee contactsleutels in de buurt van
de contactschakelaar houden. Wanneer
twee contactsleutels in de buurt van de
schakelaar worden gehouden, kan het
signaal tussen de transponder en de
startonderbreker onderbroken worden.
In zo'n situatie blijft de startonderbreker
actief, tot een van de contactsleutels
verwijderd wordt.
Laat de gasklep volledig dicht en
▼
druk op de startknop tot de motor
start.
Laat de koppelingshendel langzaam
▼
los.
contact
wordt
inge-
de
naald
De
waarschuwings-
instrumentenpaneel
en
gaan
vervolgens
is
een
transponder
127
van