Inbedrijfstelling (werking)
Condenseerbare
dampen
Oliepeil controleren
Oliepeil controleren
48
> Indien gas of inert gas op de pomp, de gasballast of een ven-
tilatieventiel wordt aangesloten, moet de druk op maximaal
1,2 bar absoluut worden begrensd.
> Het bereikbare eindvacuüm wordt door de aard van de reci-
piënt (dichtheid, zuiverheid en gasafgifte van de inwendige
oppervlakken), de gasafgifte van de gebruikte substanties
evenals door de kwaliteit van de pompolie (zuiverheid, aan-
deel koolwaterstoffen met hogere partiële druk) bepaald.
Werking met condenseerbare dampen
> Zuig condenseerbare dampen alleen af met de pomp op
bedrijfstemperatuur en binnen de grenzen van de damptole-
rantie.
> Open voor grote damphoeveelheden het handmatige gasbal-
lastventiel, zie hoofdstuk: 5.2.1 Werking met gasballast op
pagina 50
pagina
50.
Oliepeil controleren
AANWIJZING
AANWIJZING
Als het oliepeil tijdens bedrijf te laag is, kan de vacu-
umpomp beschadigd raken.
Controleer altijd het oliepeil van de vacuümpomp voordat u
>
deze inschakelt.
Controleer het oliepeil van de vacuümpomp minstens een-
>
maal per week.
Controleer het oliepeil van de vacuümpomp vaker als er
>
grote hoeveelheden gas of damp worden verpompt en als
het gasballastventiel open staat.
Een aanzuigdruk van meer dan 100 mbar resulteert in een
>
verhoogd olieverbruik. Controleer in dat geval vaker het olie-
peil.
Pas indien nodig het oliepeil aan, zie hoofdstuk: 7.3 Olie
>
verversen op pagina 65
verversen op pagina
> Controleer via het oliepeilglas het oliepeil van de vacuüm-
pomp.
5.2.1 Werking met gasballast op
65.
20997829_NL_RC6_V19_180324
7.3 Olie