TIJDENS HET GEBRUIK
Verricht voordat u de machine gebruikt altijd eerst de
inspectie vóór gebruik (zie het onderdeel
MACHINEONDERHOUD in deze handleiding).
Vermijd bij het vegen groot vuil zoals kratten, dozen,
boomtakken en zware materialen. Vermijd riemen, touw,
kabels enz. die in de borstels verstrikt kunnen raken.
Maak een veegplan. Probeer lange banen te maken
waarin u zo min mogelijk hoeft te stoppen en op te
trekken. Veeg in zo recht mogelijke banen. Zorg ervoor
dat de banen elkaar overlappen. Gebruik de functies
voor stofbeheersing onder stoffige omstandigheden.
Geef geen ruk aan het stuur als de machine in
beweging is. De machine reageert direct op iedere
beweging van het stuur. Vermijd het maken van
plotselinge, scherpe bochten, tenzij het een noodgeval
betreft.
Als u merkt dat de machine niet goed veegt, stop dan
met vegen en raadpleeg het onderdeel PROBLEMEN
MET DE MACHINE OPLOSSEN in deze handleiding.
Rijd langzaam als u op een helling werkt. Minder vaart
door op de rem te trappen wanneer u een helling afrijdt.
Rijd nooit over stoepranden met de borstel en zuigmond
omlaag. Breng de borstels en zuigmond altijd omhoog
voordat u over een stoeprand rijdt. Rijd nooit met hoge
snelheid of onder een hoek van 90_over de stoeprand.
Rijd onder een hoek van ongeveer 45_ naar de
stoeprand.
In sommige gevallen kan een achterwiel het contact met
de grond verliezen wanneer u over een stoeprand rijdt.
In dat geval levert het achterwiel dat nog op de grond
staat voldoende tractie om met de machine over de
stoeprand te rijden.
VOOR DE VEILIGHEID: Rijd langzaam met de
machine op hellingen en gladde oppervlakken.
Het maximale hellingpercentage met een volle
vuilvergaarbak is 20%.
Laad beide batterijpakketten helemaal op wanneer u
klaar bent met gebruik van de machine. Beide
batterijpakketten moeten helemaal geladen worden
voordat de machine opnieuw wordt gebruikt. De lading
van de batterijpakketten mag niet tot onder 15% dalen.
LET OP: batterijpakketten die beschadigd zijn
vanwege ontlading tot minder dan 15% vallen niet
onder de garantie.
500ze YM181 (12−11)
VEGEN
VOOR DE VEILIGHEID: Gebruik de machine niet
voordat u deze handleiding hebt gelezen en
begrepen.
1. Zet de machine aan.
2. Zet de reis−/werkmodusschakelaar op de stand
voor werkmodus 1 (middelste stand) om te vegen.
3. Zet de waterschakelaar op de juiste stand voor de
veegomstandigheden.
4. Zet de instelknop voor de borstelsnelheid op de
juiste stand voor de veegomstandigheden.
BEDIENING
31