GEBRUIK VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN
RIJHENDEL
(VOORUIT/VRIJSTAND/ACHTERUIT)
OPMERKING: Trek de vergrendeling op naar de
hendelknop voordat u de rijhendel in de gewenste stand
zet.
Vooruit: Zet de rijhendel in de stand Vooruit en druk het
gaspedaal in.
Vrijstand: Zet de rijhendel in de middelste stand.
Achteruit: Zet de rijhendel in de stand Achteruit en druk
het gaspedaal in.
BORSTELHENDELS
Gebruik de borstelhendels om de breedte van de
veegbaan en het vegen aan de randen in te stellen.
500ze YM181 (12−11)
INDICATIELAMPJE PARKEERREM (ROOD)
Het indicatielampje van de parkeerrem brandt als de
parkeerrem aangetrokken is.
INDICATIELAMPJE RICHTINGAANWIJZER/
WAARSCHUWINGSLICHT (GROEN)
Het indicatielampje voor de richtingaanwijzer/
waarschuwingslichten brandt als de richtingaanwijzers
of waarschuwingslichten zijn ingeschakeld.
INDICATIELAMPJE GROOT LICHT (WIT)
Het indicatielampje voor groot licht brandt als het groot
licht is ingeschakeld.
BEDIENING
13