Eerste montage
Onbedenkelijk is:
Het dalen van het oliepeil in de tank tijdens
de werking door het opschuimen van de
tandwielolie in de overbrenging.
De vorming van een olie-lucht-emulsie in de
olieretourleiding en in de tank.
4.6.2.1 Circulatiesmering bij V1/B5-werking
Voor het plaatsen van de olietoevoer- en de
olieafvoerleiding, zie hoofdstuk 4.6.3.2.
De olietoevoerleiding wordt in plaats van de
olieaftapschroef aangesloten.
Hoeveelheid toegevoerde olie 1,5 tot 2 l/min.
Er wordt een oliekijkglas verwijderd en in plaats
daarvan wordt er een afvoermof (M42x1,5)
ingeschroefd.
Bij inbouwpositie verticaal V3 kan de tandwielolie
zowel radiaal als centraal worden toegevoerd.
Een olieopstuwing in de overbrenging kan worden
voorkomen door de dimensionering van de
afvoerleiding (D
ca. 20 mm).
i
4.6.2.2 Circulatiesmering met
warmtewisselaar
In de circulatiesmering is een warmtewisselaar
geïnstalleerd, om een extra temperatuurverlaging
te bereiken.
4.6.2.3 Circulatiesmering met tussentank
Voor een effectieve oliekoeling dient een tank te
worden gebruikt waarvan het volume minstens het
tienvoudige bedraagt van de hoeveelheid
circulerende olie.
Om te voorkomen dat er door onvoldoende
smering schade aan de overbrenging ontstaat,
raadt ZF aan een oliepeilsensor in de tussentank
te installeren.
Verder is een 60 μm-filter en een terugslagklep (1)
bij de olie-inlaat van de overbrenging vereist.
Daarmee wordt voldaan aan het verdere gebruik
op basis van de dompelsmering, zie hoofdstuk
4.6.1.
30
De olieafvoerleiding moet na de overbrenging
altijd onder de uitstroomopening van de olie
liggen, zodat er geen verhoging van het oliepeil
in de overbrenging kan ontstaan.
Inbouwvoorbeeld B5
NL 4161.758.922r – 2018-09
1