Inhoudsopgave
Advertenties
4.6
Smering
4.6.1 Dompelsmering
De standaarduitvoering B5 van de tandwielkast is
voorzien van een dompelsmering.
De dompelsmering is geschikt voor
intervalwerking. Daarbij worden frequente
versnellingswissels, verschillende
toerentallen en stilstandtijden, zoals die
bijv. bij het wisselen van gereedschappen
voorkomen, verondersteld.
Schade aan de overbrenging mogelijk door te
laag oliepeil of drooglopen.
Vullen met tandwielolie tot midden
oliekijkglas.
De hoeveelheid olie die moet worden bijgevuld is
afhankelijk van het oliepeil. De literindicatie op het
typeplaatje van de desbetreffende overbrenging is
bedoeld als richtwaarde.
Wanneer de overbrenging scheef ligt, zoals dat
het geval kan zijn bij bepaalde riemspan-
inrichtingen, moet een oliepeilbuisje met ijkmerk in
plaats van het oliekijkglas worden gemonteerd.
In de overbrenging moet hetzelfde oliepeil worden
gewaarborgd als bij de horizontale inbouwpositie
(zie ook inbouwtekening).
Met een oliesensor kan het oliepeil af en toe
worden gecontroleerd alvorens de machine
te starten. De oliesensor kan in de
aansluitingen D of E (afbeelding, pagina 31)
van de tandwielkast worden geschroefd.
(Oliesensor bestelnr. 4161.298.045,
datablad firma Balluff op aanvraag)
4.6.2 Circulatiesmering
Optioneel toebehoren bestaat uit twee aansluit-
stukken (slangaansluitstukken) met M42x1,5
en M22x1,5 schroefdraad met bestelnr.
4161.106.016.
NL 4161.758.922r – 2018-09
De circulatiesmering maakt een efficiënte smering
en koeling van de overbrenging mogelijk. Daar-
door wordt het vermogen van de overbrenging
groter, de machine wordt minder warm.
Uitval van de overbrenging door gebrekkige
smering.
Overbrengingen in de inbouwpositie verticaal
V1 en verticaal V3 moeten met een
circulatiesmering worden bediend.
Bij de overbrengingen 2K250/2K300 is bij de
inbouwposities verticaal V1 en verticaal V3 een
circulatiesmering nodig. Daarbij is het type
circulatiesmering afhankelijk van welk gebruiks-
temperatuurniveau tijdens het gebruik is vereist.
Door de centrifugaalkrachten op de olie kan een
gebrekkige smering van de vertanding ontstaan
door continugebruik in de prise directe.
Een incidentele versnellingswissel in de over-
brenging met aansluitende motorstart (n
-1
1.000 min
) zorgt voor olietoevoer naar de
vertanding en verhindert een eenzijdige
positiegebonden belasting van de vertanding.
Voor sommige toepassingen is een zeer laag
gebruikstemperatuurniveau nodig, dat kan worden
bereikt door de aansluiting van een daarop
afgestemde tandwielolievoorziening met
oliekoeling. De desbetreffende overbrengings-
versies zijn dienovereenkomstig voorbereid.
Om een optimale overbrengingskoeling zonder
invloed op de smering te krijgen, zijn afhankelijk
van de inbouwpositie en de werkingsmodus
verschillende aansluitingen voor de circulatie-
smering op de overbrenging aanwezig.
De afbeeldingen op pagina 31 tonen de plaatsen
van de olietoevoer en de olieafvoer op de over-
brenging. De precieze afmetingen zijn te vinden
op de desbetreffende inbouwtekeningen.
Na de eerste ingebruikname moet het oliepeil ter
hoogte van het midden van het oliekijkglas staan,
vul evt. olie bij.
De pomp, de olietank en de warmtewisse-
laar moeten onder het oliepeil van de
overbrenging zijn geplaatst. Bij het aan-
sluiten van de olieretourleiding volgens
hoofdstuk 4.6.3.2 is sprake van een
noodloopeigenschap.
Eerste montage
=
Mot
29
Advertenties
Inhoudsopgave
