Eerste montage
4.3.5 Gesloten constructie met
naaflagering, keerring en naaf
zonder inlegspie
Bij aanbouw op een motor met gladde motoras
zonder inlegspie is het gebruik van ringspan-
elementen en drukstukken tussen motoras en
aandrijfnaaf noodzakelijk voor de draaimoment-
overbrenging. Een centrische schroefdraad in de
uitgaande as van de motor is absoluut noodzakelijk.
De pasvlakken van motor (1), motoras (10) en
aandrijfnaaf (9) moeten worden schoongemaakt.
De radiale en axiale slag van de motoras (10)
moeten volgens hoofdstuk 4.1 worden
gecontroleerd.
Tegenhouder (4), ringspanelementen (5+6),
bus (12), drukstuk (7) en schroefkoppeling met
draadborging (8) los vooraf monteren. Let daarbij
op de positie van de ringspanelementen. Eerst de
binnenliggende (6) dan de buitenliggende (5)
ringspanelementen als pakket op de motoras
monteren.
Al naargelang uitvoering moet de aandrijfnaaf met
of zonder adapterplaat (2) op de motoras worden
geschoven.
Breng de ringspanelementen met behulp van de
schroefkoppeling met de hand aan. Door de
schroefkoppeling vast te draaien, beweegt de naaf
en evt. de adapterplaat axiaal naar de motor toe,
waarmee door middel van een maattolerantie van
+0,4 mm bij 3 ringspanpakketten resp. +0,6 mm
bij 4 ringspanpakketten rekening moet worden
gehouden.
Draai de schroefkoppeling (8) vast met 300 Nm bij
M16 en 510 Nm bij M20.
Let daarbij op het maximaal toegestane aanhaal-
moment van de schroefdraad in de motoras. Bij
aanpassingen zonder koelvloeistofdoorstroming
moeten schroeven met sterkteklasse 10.9 worden
gebruikt.
Controleer afmeting D en radiale slag van de naaf.
Een extra interne afdichting is in combinatie met
ringspanelementen niet meer nodig. Het aantal
ringspanelementen en bussen kan variëren al
naargelang de motor.
Let bij schroefkoppelingen met een opening voor
de koelvloeistofdoorstroming op de O-ringen en
vet deze vóór montage in.
Om bij het vastdraaien te voorkomen dat de
motoras en de aandrijfnaaf verdraaien, moet de
aandrijfnaaf worden geblokkeerd. Dit kan worden
uitgevoerd met speciaal ZF-gereedschap
1X46.188.387.
20
1
2
3
4
11 10
D
Niet invetten: motoras (10) en opening
aandrijfnaaf (9).
Licht inoliën: conusvlak van de ringspan-
elementen (5+6).
De tegenhouder wordt ondersteund bij de
schouder van de motoras. Daarbij moet worden
gelet op een groot steunvlak.
Bij een gesloten uitvoering zonder naaflagering
dient het afdichtloopvlak voor de radiale keerring
op de aandrijfnaaf voor de montage te worden
ingevet. Let bij het opschuiven van de aandrijfnaaf
op de positie van de afdichtlip.
Bij gebruik van een gesloten constructie
met naaflagering (11) en radiale keerring
(3) mag de aandrijfnaaf niet met behulp
van de adapterplaat op de motoras worden
geschoven. Na het vastdraaien van de
schroefkoppeling moet de adapterplaat
tegen de motorbehuizing liggen en vrij
kunnen draaien. Daarmee is een
naaflagering zonder mechanische spanning
gewaarborgd.
NL 4161.758.922r – 2018-09
5
6
9 8
7