Eerste montage
4.3.7 Uitvoering met riemschijfaandrijving
De riemschijf wordt op de buitendiameter van de
aandrijfflens (tolerantie K6) gecentreerd, met
schroeven wrijvingsvast bevestigd en geborgd,
waarbij de toegestane aanhaalmomenten in acht
dienen te worden genomen.
Voor een trillingsarme loop dient de riemschijf op
kwaliteit 6,3 volgens VDI-richtlijn 2060 te worden
uitgebalanceerd.
De lagering in de riemschijfaandrijving moet via de
olie-aansluiting S in de versnellingsbak geforceerd
worden gesmeerd met 0,5 tot 1,0 l/min.
Neem de maximale spankracht van de
riem in acht (zie hfdst. 4.4.1).
De gemiddelde riemkracht moet tussen de
lagers liggen. Bij de montage moet de riemschijf
gemakkelijk op de aandrijfflens kunnen worden
geschoven, verwarm de riemschijf indien nodig.
22
NL 4161.758.922r – 2018-09