4.3.8 Gesloten constructie met
naaflagering, keerring en klemnaaf
De motor wordt via een adapterflens met
klemnaaf op de overbrenging gemonteerd.
De motoras wordt wrijvingsvast met de
klemnaaf verbonden.
De overbrenging met klemnaaf mag alleen op
motoren met een gladde motoras worden
gemonteerd.
1
Adapterplaat
2
Motoras
3
Motorflens
4
Montagebout
5
Klemnaaf
6
Huls
7
Klemschroef
8
Afsluitdeksel
9
Uitgaande as
NL 4161.758.922r – 2018-09
Overbrenging op de motor monteren:
Eerst moeten de motoras (2), de opening van
de klemnaaf (5) en, indien aanwezig, de huls (6)
worden ontvet. Daarna moet de huls in de
klemnaaf tot aan de aanslag worden ingevoerd.
De klemnaaf (5) moet zo zijn gepositioneerd, dat
de klemschroef (7) via de toegangsopening kan
worden vastgedraaid. Daarvoor wordt het
afsluitdeksel (8) verwijderd. De motoras (2) wordt
centrisch in de klemnaaf (5) gevoerd, totdat de
motorflens (3) tegen de adapterplaat (1) aanligt.
Daarbij moet erop worden gelet dat de motoras
niet in de klemnaaf verkant. De bevestigings-
openingen van de motorflens en de adapterplaat
moeten precies overeenkomen. De motor wordt
met vier passende montagebouten (4) op de
overbrenging gemonteerd, bij een inschroefdiepte
in de adapterplaat van 15 tot 25 mm. Draai de
klemschroef (7) vast met 260 Nm met de
momentsleutel, de dopsleutelverlenging en het
inbusinzetstuk SW 14. Indien nodig moet de
uitgaande as (9) worden geblokkeerd. Sluit de
toegangsopening weer af met het afsluitdeksel (8).
Afmeting A voor de verlenging van de inbussleutel
Adapterplaat 2K250, A = 100 mm
Adapterplaat 2K300, A = 125 mm
Eerste montage
23