3.
Voer onder het gedeelte Toegang tot de LDAP-server de volgende stappen uit:
a.
Selecteer Kerberos in het vervolgkeuzemenu van de Bindmethode LDAP-server.
OPMERKING:
Adresseringsinstellingen en Kerberos-verificatie moeten overeenkomen, anders werkt de
Kerberos-verificatie niet goed.
b.
Klik onder Gegevens om de optie Openbare gegevens gebruiken te selecteren.
◦
◦
◦
◦
c.
Typ de LDAP-server, bijvoorbeeld: 15.98.10.51.
d.
Typ het poortnummer, bijvoorbeeld: 389.
4.
Voer onder het gedeelte De database doorzoeken de volgende stappen uit.
a.
Typ het zoekprefix in het veld Zoekopdracht.
b.
Selecteer een van de drie opties in het vervolgkeuzemenu Ophaalmethode
gebruikersinformatie van apparaat. De juiste keuze hangt af van uw netwerkomgeving.
◦
◦
◦
5.
Klik op Toepassen.
Als u deze stappen hebt voltooid, gaat u door met de stappen in het volgende gedeelte,
bedieningspaneel voor Kerberos-verificatie gebruiken op pagina
Het MFP-bedieningspaneel voor Kerberos-verificatie gebruiken
Voer deze stappen uit om het configureren van de Kerberos-verificatie voor uw product te voltooien.
1.
Raak op de MFP een optie aan op het hoofdscherm van het bedieningspaneel. Op het scherm
wordt een verificatieverzoek weergegeven.
OPMERKING:
apparaatgebruiker in de LDP-opsporing, en vaak uw gehele e-mailadres is, inclusief de @xx.xx.
2.
Gebruik het toetsenblok van het aanraakscherm op het bedieningspaneel van de MFP om de
verificatie in te voeren en raak vervolgens OK aan. De gekozen optie wordt weergegeven,
bijvoorbeeld e-mail.
58
Hoofdstuk 3 Het product configureren vanaf de schermen van het tabblad Instellingen
De bindmethoden van de LDAP-server op de schermen
Typ de gebruikersnaam en het wachtwoord.
Typ het standaard Kerberos-domein, bijvoorbeeld: TECHNISCHE.MARKETING.
Typ de Kerberos-serverhostnaam, bijvoorbeeld: myserver.hp.com.
Typ de Kerberos-serverpoort, bijvoorbeeld: 88.
Selecteer Standaardinstellingen Exchange 5.5 als er Exchange 5.5-servers worden
gebruikt bij de LDAP-adressering.
Selecteer Standaardinstellingen Active Directory voor Windows 2000 of latere
netwerkomgevingen.
Selecteer Aangepast voor gespecialiseerde netwerkomgevingen.
Bedenk dat de gebruikersnaam wordt gedefinieerd binnen de DN-waarde van de
58.
Het MFP-
NLWW