Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

HP Color LaserJet CM3530 MFP Gebruikershandleiding pagina 107

Geïntegreerde webserver
Verberg thumbnails Zie ook voor Color LaserJet CM3530 MFP:
Inhoudsopgave

Advertenties

Tabel 4-6
Adresseringsinstellingen (vervolg)
Onderdeel
9
10
11
12
13
14
15
NLWW
Gebied op het scherm
LDAP-server
Poort
Server zoeken
Instellingen zoeken
Zoekopdracht
Ophaalmethode
gebruikersinformatie van
apparaat
De ingevoerde naam overeen
laten komen met het LDAP-
attribuut van
Informatie over of mogelijkheden van het gebied
Als de methode Gegevens van LDAP-beheerder gebruiken is geselecteerd,
wordt Binden en zoekopdracht alleen gebruikt als zoekopdracht. U kunt
opgeven dat de basis van de LDAP/map moet worden doorzocht en dan
doorzoekt het apparaat de gehele LDAP-structuur naar het gebruikersobject
dat overeenkomt met de gebruikersnaam die op het apparaat is ingevoerd.
Voer de hostnaam of het TCP/IP-adres van de LDAP-server in waarvan de
database het centrale adresboek bevat.
OPMERKING:
Sommige apparaten herkennen alleen TCP/IP-adressen.
In zulke gevallen worden hostnamen naar het equivalente TCP/IP-adres
geconverteerd.
Voer het TCP/IP-poortnummer in waarmee de server LDAP-verzoeken
verwerkt. Deze poort is meestal poort 3268.
Klik op deze knop om te zoeken naar beschikbare LDAP-servers.
Klik op deze knop om het product de beste instellingen voor de opgegeven
server te laten vinden wanneer er gezocht wordt in de LDAP-database.
Voer de Distinguished Name (DN) van de vermelding in de LDAP-
directorystructuur in waarmee het zoeken naar het adres moet beginnen.
Een DN bestaat uit paren van "attribuut=waarde", gescheiden door
komma's. Bijvoorbeeld:
ou=naam afdeling,o=naam bedrijf
ou=marketing,o=Hewlett Packard,c=VS
o=hp.com
ou=engineering,cn=gebruikers,dc=hp,dc=com
OPMERKING:
Voor bepaalde LDAP-servers kan de zoekopdracht leeg
gelaten worden (in dit geval wordt het knooppunt van de zoekopdracht
verondersteld).
Standaardinstellingen
Exchange 5.5
Standaardinstellingen Active
Directory
Aangepast
Voer het attribuut in de LDAP-database in waarmee u een persoon in het
adresboek aangeeft. De waarde van dit attribuut wordt vergeleken met de
naam die de gebruiker invoert om het e-mailadres van de persoon te
verkrijgen. Hieronder volgen een paar mogelijke LDAP-attributen:
uid: gebruikersnaam
cn: algemene naam
Selecteer deze optie als u verbinding
maakt met een Microsoft Exchange 5.5-
server waarop LDAP wordt uitgevoerd.
De LDAP-attribuutwaarden worden
automatisch ingesteld.
Selecteer deze optie als u verbinding
maakt met een Microsoft Exchange
Server 2000 waarop LDAP wordt
uitgevoerd. De LDAP-attribuutwaarden
worden automatisch ingesteld.
Selecteer deze optie als u handmatig de
LDAP-attribuutwaarden moet
configureren.
Adresseringsinstellingen
95

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave