7. Het product in bedrijf nemen
Alle installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden
moeten worden uitgevoerd door getrainde personen.
Voordat u de voedingsspanning inschakelt, moet u het volgende
doen:
•
Sluit het deksel.
•
Controleer of alle kabelwartels goed vastzitten.
•
Controleer of er geen losse aansluitingen zijn bij de klemmen.
•
Controleer of de voedingsspanning overeenkomt met de
spanning van de frequentieomvormer en de motor.
7.1 Het product inschakelen
•
Controleer of de ingangsspanning in balans is binnen 3 %. Als
dat niet het geval is, herstelt u de onbalans voor de
ingangsspanning voordat u verdergaat. Herhaal deze procedure
na de spanningscorrectie.
•
Controleer of de bedrading van eventuele optionele apparatuur
overeenkomt met de installatietoepassing.
•
Controleer of alle bedieningsapparaten zijn uitgeschakeld.
•
Schakel de voedingsspanning naar de eenheid in, maar start de
frequentieomvormer nog niet. Bij eenheden met een
hoofdschakelaar zet u de schakelaar op AAN om de
frequentieomvormer van voedingsspanning te voorzien.
7.2 Activering van de optionele STO-functie
De STO-functie wordt geactiveerd door de spanning van klem 37
van de frequentieomvormer te halen. Door de frequentieomvormer
aan te sluiten op externe veiligheidsapparaten die een
veiligheidsvertraging leveren, wordt een installatie voor een Safe
Stop 1 (Veilige stop 1) verkregen. Externe veiligheidsapparaten
moeten aan Cat./PL of SIL voldoen als zij zijn verbonden met klem
37.
De STO-functie kan worden gebruikt voor de volgende motortypen:
•
asynchroon
•
synchroon
•
motoren met permanente magneet.
Als klem 37 is geactiveerd, geeft de frequentieomvormer een alarm
af, schakelt de stroom naar de eenheid uit en brengt de motor tot
stilstand. Een handmatige herstart is vereist. Gebruik de STO-
functies om de frequentieomvormer uit te schakelen in
noodstopsituaties. In de normale bedrijfsmodus moet de STO-klem
37 worden gedeactiveerd om de motor te kunnen starten.
Een geslaagde inbedrijfstellingstest van de STO-functie is
vereist na de initiële installatie en na elke daaropvolgende
wijziging in de installatie.
17