Units (Eenheden)
Tik in het tekstvak de meeteenheden in die u wenst te gebruiken voor het toestel dat verbonden met
die ingang. U kunt bijvoorbeeld "psi", "bar" enz. gebruiken.
High-High Alarm Limit (Hoog-hoog alarmlimiet)
Voer in het tekstvak de proceswaarde van de sensor in vanaf waar u een hoog-hoog alarm wilt laten
genereren.
High-High Alarm Limit (Hoog alarmlimiet)
Voer in het tekstvak de proceswaarde van de sensor in vanaf waar u een hoog alarm wilt laten
genereren.
High-High Alarm Limit (Laag alarmlimiet)
Voer in het tekstvak de proceswaarde van de sensor in vanaf waar u een laag alarm wilt laten
genereren.
High-High Alarm Limit (Laag-laag alarmlimiet)
Voer in het tekstvak de proceswaarde van de sensor in vanaf waar u een laag-laag alarm wilt laten
genereren.
Alarm Dead Band (Dode band-alarm)
Voer in het tekstvak de dode band in die voor elke ingestelde alarmwaarde moet worden gebruikt.
Damping (Demping)
Demping wordt op de ingang van de sensor toegepast via het bepalen van een lopend gemiddelde
van de aflezingen van het ingangssignaal gedurende de in de dempingsinstelling gespecificeerde
tijdspanne (0-60 seconden). De gemiddelde aflezing verschijnt en wordt gebruikt voor controle.
Voer in het tekstvak de gewenste tijdspanne in.
Fluorometer Modus (Fluorometermodus)
De fluorometermodus moet worden geselecteerd als gebruik wordt gemaakt van een Turner
Fluorometer. Hierdoor wordt de 1-puntskalibratie veranderd, zodat het gemakkelijk is om de ppm-
waarde van het chemisch product aan te passen op basis van de meting van de fluorescerende
kleurstof.
Om deze sensor als fluorometer te selecteren, moet u klikken op het keuzerondje Enable (activeren)
en vervolgens op de knop Submit (verzenden/bevestigen) onderaan de pagina.
Backup Sensor Mode (modus back-upsensor)
Het redundante sensoralgoritme zal de gebruiker de mogelijkheid bieden om een voor controle te
gebruiken hoofdsensor en een back-upsensor te definiëren. Als het signaal van de hoofdsensor
ongeldig wordt, zal de back-upsensor automatisch de controle overnemen en zal het alarm voor
sensorfout worden geactiveerd. Als de aflezingen van de sensors niet overeenkomen binnen de door
de gebruiker vastgelegde limieten, maar beide aflezingen wel geldig zijn, zal de controle stoppen en
het alarm voor sensorafwijking worden geactiveerd. Als het signaal van de back-upsensor ongeldig
wordt, terwijl de hoofdsensor OK is, zal de controle worden verdergezet, maar zal het alarm voor
sensorfout worden geactiveerd. Als het signaal van beide sensors ongeldig is, stopt de controle en
wordt het alarm voor sensorfout geactiveerd.
88