4.3
Toetsenbord
Het toetsenbord bestaat uit 4 pijltoetsen (naar boven, naar onderen, links en rechts), 4
menu/functietoetsen (previous, next, exit and enter = vorige, volgende, verlaten en enter), en 4
sneltoetsen (home, calibrate, relays, and help = home, kalibreren, relais en help).
De pijltoetsen worden gebruikt om de instellingen te veranderen (naar boven en naar onderen) en de
cursor naar een andere plaats te bewegen binnen dat menu om die instelling te veranderen (links en
rechts).
De functietoetsen worden gebruikt om door de verschillende menukeuzes te surfen. Met de toetsen
"Next" (Volgende) "Volgende" en "Vorige" beweegt u van menu naar menu. De Enter-toets wordt
gebruikt om naar een submenu te gaan, en een nieuwe instelling te bevestigen. De Exit-toets wordt
gebruikt om een reservekopie (back-up) te maken van een menuniveau. Het doet er niet toe waar u
in de menu's bent, door op Exit te drukken, keert u terug naar het overzichtsscherm (of druk op
Home, zie hieronder).
Om een numerieke waarde te veranderen, beweegt u de cursor naar het cijfer dat u wilt wijzigen
door de linker- of rechtertoets in te drukken, gebruik dan de toets "pijl omhoog" of "pijl omlaag" om
de waarde te veranderen. Druk op Enter nadat alle cijfers werden gewijzigd om de nieuwe waarde
in het geheugen in te voeren. Gebruik evenzo om een alfanumerieke waarde te veranderen, de
toetsen pijl-omhoog of pijl-omlaag om dat teken te veranderen en de toetsen "pijl links" en "pijl
rechts" om naar het volgende teken te bewegen. Druk op Enter nadat alle tekens werden gewijzigd.
De sneltoetsen brengen u rechtstreeks naar vaak gebruikte of kritieke functies. De Home-toets zal u
rechtstreeks terug naar het overzichtsscherm brengen. De CAL-toets zal u rechtstreeks naar de
sensorkalibratiemenu's brengen. De relais-toets zal u rechtstreeks naar de menu's brengen zodat u de
relais aan of uit kunt dwingen (forceren). De Help-toets heeft voorlopig nog geen functie. Zie Deel
5.0 voor details over het gebruik van het toetsenbord voor sensorkalibratie, relaisregeling, instelling
communicatieparameters enz.
4.4
Toegangscodes
De controller van de WebMasterONE-serie wordt verstuurd met de toegangscodes ingesteld op de
standaardwaarden. Om geknoei door onbevoegden te voorkomen, zult u de toegangscodes moeten
veranderen in uw eigen waarden. Zie sectie 6.50 voor details.
Er zijn drie beschermingsniveaus. Als het Master-wachtwoord wordt gebruikt in de
"WebMasterONE Authentication"-pagina, kan daarna elk instelpunt gewijzigd worden. Het
standaard-Master-wachtwoord is 2001.
Als het Kalibratie-wachtwoord wordt gebruikt in de Authentication-pagina, zullen daarna
sensorkalibraties toegestaan zijn, maar andere wijzigingen niet. Het standaardkalibratiewachtwoord
is 2002.
Als het Alleen lezen-wachtwoord wordt gebruikt, zal de gebruiker naar elke pagina kunnen kijken,
maar zal hij niet de toestemming hebben om wijzigingen aan te brengen. Het standaard-"alleen
lezen"-wachtwoord is 2003.
De standaardgebruikersnaam is "webmaster." Deze kan en zou gewijzigd moeten worden op de
toegangscodepagina (Access Code). Zie sectie 6.50 voor details.
33