Inhoudsopgave
Advertenties
VERWARMINGSOPTIE
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
We raden u aan om een aantal punten elk jaar te controleren, zodat de machine in goede staat blijft en de verwarming een
lange levensduur heeft:
OPMERKING: De werkzaamheden beschreven in de punten 1 tot en met 7 moeten worden uitgevoerd nadat de verwarmer
werd losgekoppeld van het stroomnet en na de gasinlaat te hebben gesloten. De werkzaamheden uit punten 8 tot en met
11 moeten worden uitgevoerd met ingeschakelde verwarmer.
1) De elektrodes controleren
Demonteer de volledige waakvlam, en reinig het filter en het mondstuk met perslucht. Controleer of de keramiek niet
beschadigd is en schuur oxidatie op de metalen onderdelen van de elektrodes weg met schuurpapier. Controleer
of de elektrodes goed zijn geplaatst (zie het schema hieronder). Het is belangrijk dat de detectie-elektrode tangentieel
op de kop van de waakvlam zit en niet erin. De startelektrode moet vonken naar het filter van de waakvlambrander geven.
2) De kanalen van de rookuitlaat en luchtinlaat controleren
Controleer de staat van de kanalen waar mogelijk visueel of controleer met specifieke gereedschappen.
Verwijder het stof dat zich op het uiteinde van de luchtinlaat ophoopt.
3) De venturi controleren en reinigen
Verwijder met een borstel al het vuil bij de mond van de venturi en let er hierbij op dat er geen stof in het onderdeel
terechtkomt.
4) De warmtewisselaar en de brander controleren en reinigen
Bij een slechte verbranding ontstaat vuil. Daarom wordt er geadviseerd om de warmtewisselaar en de brander niet te reinigen,
tenzij er goede reden is om het toch te doen.
Ophoping van stof in de warmtewisselaar kan worden aangegeven door een meetbare verandering in de gascapaciteit
van de module.
Wanneer blijkt dat de brander en/of de warmtewisselaar toch moeten worden gereinigd, moeten alle pakkingen tussen
de brander en de warmtewisselaar worden vervangen.
5) De waterafsluiter controleren en reinigen
Reinig de afsluiter elk jaar, en controleer de aansluitingen. Zorg er hierbij voor dat er geen sporen van metaalresten
achterblijven. Wanneer er metaalresten ontstaan, controleer dan vaker.
6) Het gasfilter controleren
Verwijder vuil van het gasfilter. Als het te vuil is, moet het worden vervangen.
7) De ionisatiestroom controleren
Wanneer de gasbrander niet in werking is, controleer met een multimeter of de stroomsterkte tussen 20 en 30 mA bij
de sondeaansluitingen ligt.
8) De inlaatgasdruk controleren
Controleer of de inlaatdruk aan de afsluiter overeenkomt met de waarde die voor het gebruikte soort gas nodig is.
Deze controle moet worden uitgevoerd met de verwarming op de maximale verwarmingscapaciteit.
Als de gasdruk bij de gasinlaatklep te hoog is, bestaat de kans dat de rookgasafvoer loskomt. Controleer dan
of de drukregelaar bij de gasinlaat (waar aanwezig) goed werkt
9) De instellingen van de brander controleren
Pas met een verbrandingsanalysator de waarden aan die worden beschreven in de paragraaf: " Vermogen Laag/Hoog
aanpassen met de verbrandingsanalysator."
10) De waakvlambewakingsapparatuur controleren
Terwijl de verwarmer werkt, sluit u de gaskraan en controleert u of de verwarmingsbatterijen afslaan, wat op het lcd-display
wordt aangegeven. Open de gaskraan weer, reset de batterij en wacht totdat de verwarmer weer start.
11) De veiligheidsthermostaat inspecteren
Koppel de veiligheidsthermostaat los en controleer of het alarm goed werkt. Controleer de kop van de thermostaat.
84
BALTIC-IOM-2023.01-NL
Advertenties
Inhoudsopgave
