VERWARMINGSOPTIE
BLAZERSONDE EN REGELING
Wanneer de eenheid is voorzien van een gasbrander en de
toevoerlucht wordt vanaf de onderzijde naar binnen geblazen (direct
in het kanaal of met daksokkel of dakbox), dan moet de sensor voor
de toevoerluchttemperatuur een kanaalsensor zijn. De positie van
de sensor moet voldoen aan de aanbevelingen van de leverancier en
op ongeveer 2 m vanaf de unit worden geplaatst (minimaal 1,5 m).
Bij een verkeerde plaatsing kan er schade aan de brander ontstaan
of kan de unit bij laag toerental gaan werken. De kanalen moeten
voldoen aan de instructies in het hoofdstuk Installatie. De regeling van
de toevoerlucht moet in alle configuraties maximaal 38 °C +/- 3 °C zijn.
DE GASBRANDER STARTEN
Ontlucht de leiding vlak bij de aansluiting op de ontstekingsregelafsluiter een paar
seconden.
• Controleer of de 'ventilatoraanjager' voor zuivering van de unit draait.
• Stel de regelaar in op 'AAN'. Hierdoor heeft de gasbrander prioriteit.
• Verhoog de ingestelde temperatuur (kamertemperatuurinstelling) tot een
temperatuur die hoger ligt dan de daadwerkelijke kamertemperatuur.
Tabel - Standaardvolgorde bij opstarten
Acties
Regeling van de reeks acties
Afzuigventilator
Rookafzuigventilator AAN
30 tot 45 seconden voorventilatie
Ontstekingsvonk-elektrode 4 sec.
Openen van de gasklep 'hoge warmte'
Vlamverspreiding naar de ionisatie sonde
Indien er binnen 5 s ionisatie optreedt: Normale werking
Anders is er een storing aan de gasregelaar
Na 5 minuten wordt de fout gemeld aan de Climatic-controller
Als de reeks acties niet correct wordt uitgevoerd, raadpleegt u de tabel voor foutanalyse om na te gaan wat het probleem is
BALTIC-IOM-2023.01-NL
Tijd in seconden
2m
±0,5m
62