INBEDRIJFSTELLING
CLIMATIC™-CONFIGURATIE
INSTELLINGEN
1. De toevoerluchtstroom aanpassen (afhankelijk van de vereisten van de klant)
a. 3333 = nominale luchtstroom / druk
b. b. 3334 = verminderde luchtstroom / druk
c. 3332 = Handmatig/Automatisch
d. 3331 = Nominal/DeadZone/PartLoad/Pressure
2. De afblaaslucht aanpassen (optioneel)
a. 3864 = nominale luchtstroom
b. 3865 = verminderde luchtstroom
3. Schema's maken (afhankelijk van de vereisten van de klant)
a. Zones & Standen (Nacht/Dag/Dag I/ DagII)
b. Instelpunten per stand
4. De temperatuurregelsensor selecteren
a. Selecteer de regelsensor (DC, Retour, Klant enz.) op het scherm voor het instellen van de kamertemperatuur
Configuratiescherm
5. De vochtigheidsregelsensor selecteren (optioneel)
a. Selecteer de regelsensor (Afstand, Klant) op het scherm voor het instellen van de kamerluchtvochtigheid
Configuratiescherm
6. De buitentemperatuursensor selecteren
a. Selecteer de buitentemperatuursensor (Unit, Klant) op het scherm voor het instellen van de buitentemperatuur
Configuratiescherm
7. De buitenvochtigheidssensor selecteren (optioneel)
a. Selecteer de buitenluchtvochtigheidssensor (Unit, Klant) op het scherm voor het instellen van de buitenlucht-
vochtigheid Configuratiescherm
8. De luchtkwaliteitssensor selecteren (optioneel)
a. Selecteer de CO2-sensor voor de luchtkwaliteit (Afstand, Klant) op het scherm voor het instellen van de CO2
9. Een scherm op afstand configureren
a. 3151 = DC enkel / DC volledig / DM
10. Minimum aan verse lucht
a. 3121 = minimale opening %
BALTIC-IOM-2023.01-NL
47