VERWARMINGSOPTIE
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
De gasbrander kan giftige gassen uitstoten (zoals NOx en CO2), vooral tijdens de inbedrijfstelling
en bij het starten en stoppen van de brander. Wanneer de machine in werking is, mag
de monteur niet in de buurt van de rookgasafvoer werken. Er moet een tijdelijke rookgasafvoer
worden gemonteerd om de dampen uit het werkgebied te houden (zie foto) bij langdurige
blootstelling bij de brander.
GAS:
Voordat u de verwarmer start, moet u voor het volgende controleren:
•
De gegevens over het toegevoerde gas komen overeen met de gegevens vermeld op het naamplaatje;
•
De inlaatkanalen van de verbrandingslucht (wanneer aanwezig) en de rookafvoerbuizen zijn zoals gespecificeerd door
de fabrikant;
•
De verbrandingslucht wordt zo aangevoerd dat het inlaatrooster nooit, zelfs niet gedeeltelijk, verstopt raakt
(bijvoorbeeld door bladeren);
•
De inwendige en uitwendige pakkingen van de brandstofinlaat zijn in de testfase gecontroleerd, zoals vereist door
de geldende normen;
•
De verwarmer wordt geleverd met hetzelfde soort gas als bij de aankoop werd gekozen;
•
Het systeem is correct gedimensioneerd voor dergelijke debieten en is voorzien van alle veiligheids- en monitoring-
apparatuur die de geldende normen opleggen;
•
De binnenkant van de gasleidingen en de luchtverdeelkanalen voor omsloten verwarmingen is zorgvuldig
schoongemaakt;
•
Het brandstofdebiet is voldoende voor het vermogen dat de verwarming vraagt;
•
De inlaatdruk van de brandstof ligt binnen het bereik dat op het naamplaatje wordt vermeld.
GASLEKKEN
Wanneer u gas ruikt:
•
Bedien geen elektrische schakelaars, telefoons of, andere toestellen of voorwerpen die vonken kunnen veroorzaken;
•
Open onmiddellijk deuren en ramen zodat er lucht door de ruimte stroomt en het gas uit de kamer wordt afgevoerd;
•
Sluit de gasafsluiters;
•
Neem contact op met bevoegd personeel.
BALTIC-IOM-2023.01-NL
76