Inhoudsopgave
Advertenties
7.5
Oculair instellen
7.5.1
Dioptrieën voor de gebruiker bepalen/instellen
De individuele dioptrieën kunnen op ieder oculair traploos van +5
tot –5 worden ingesteld. De dioptrieën moeten nauwkeurig, voor
elk oog afzonderlijk worden ingesteld. Alleen dan blijft de scherpte
over het hele vergrotingsbereik constant (= parfocaal). Bij een
correcte dioptrie-instelling voor beide ogen voorkomt de
operatiemicroscoop in verregaande mate extreme vermoeidheid.
Een parfocaal ingestelde microscoop zorgt ervoor dat
assistent- en videobeeld onafhankelijk van de gekozen
vergroting te allen tijde scherp verschijnen.
Kies de minimale vergroting.
X
Leg een vlak object met scherpe contouren op werkafstand op
X
de monitor onder het objectief.
Stel de microscoop scherp.
X
Stel de maximale vergroting in.
X
Stel de microscoop scherp.
X
Stel de minimale vergroting in.
X
Stel zonder in de oculairs te kijken beide ooglenzen op +5
X
dioptrieën in.
Draai achtereenvolgens beide ooglenzen voor elk oog
X
afzonderlijk langzaam richting –5 dioptrieën tot het testobject
scherp verschijnt.
Kies de hoogste vergroting en controleer de scherpte.
X
7.5.2
Pupilafstand instellen
Draai de oogschelpen zolang omhoog of omlaag tot de
X
gewenste afstand ingesteld is.
7.5.3
Plaats een vlak testobject met scherpe contouren op
X
werkafstand onder het objectief.
Doorloop het volledige zoombereik en bekijk hierbij het
X
testobject.
Het beeld moet steeds scherp zijn. Is dit niet het geval,
controleer dan de dioptrieëninstelling van de oculairs.
7.6
7.6.1
Schakel met knop (1) het licht voor de assistent van links naar
X
rechts of vice versa.
7.6.2
Schakel met knop (1) het licht van de achterste assistent naar de
X
zij-assistenten.
PROVIDO Ref. 10732418 / Versie 05
Parfocaliteit testen
Assistent selecteren
Leica M530 met IVA530
1
Leica M530 met ULT530 of Leica FL800 ULT
1
Voorbereiding vóór de operatie
27
Advertenties
Inhoudsopgave
