Ga met de pijltoets omlaag naar het veld TELRICHTING.
Selecteer in het veld TELRICHTING de telrichting door te drukken op
de softkey POSITIEF/NEGATIEF
Kies positief wanneer de telrichting van de encoder gelijk is aan
de telrichting van de operator. Kies negatief wanneer de
richtingen verschillen.
U kunt de encoderresolutie en de telrichting ook bepalen
door gewoon iedere as te verplaatsen.
Ga met de pijltoets omlaag naar het veld FOUTBEWAKING.
In het veld FOUTBEWAKING kiest u of het systeem encoderfouten
moet bewaken en weergeven door AAN of UIT te kiezen. Bij AAN
kan de digitale uitlezing telfouten bewaken. Er zijn twee soorten
telfouten: vervuilingsfouten (wanneer het signaal naar de encoder
daalt tot onder een ingestelde waarde) en frequentiefouten
(wanneer de signaalfrequentie de ingestelde waarde overschrijdt).
Wanneer een foutmelding verschijnt, verwijder deze dan door de
C-toets in te drukken.
Druk op ENTER om de ingevoerde instellingen op te slaan, en ga
naar de volgende encoderinstelling, of druk op de C-toets om ze te
verwijderen.
Wanneer u de functie wilt verlaten en de instellingen wilt opslaan,
drukt u op ENTER en vervolgens op BEW. INSTELLEN.
Draadcyclus instellen:
Wanneer u de Draadcyclus wilt gebruiken, moeten er nu gegevens
worden ingevoerd in het invoerscherm Draadcyclus.
Selecteer Draadcyclus en druk op ENTER.
Voer de as voor de schroefspil in met behulp van de softkey
DRAADAS, of gebruik de numerieke toetsen. Dit is dezelfde as als
de as van de roterende encoder.
Voer het aantal draadgangen per inch van de schroefspil in. Alle
gegevens voor de Draadcyclus zijn nu ingevoerd. Druk op ENTER
om het invoerscherm te verlaten en de gegevens op te slaan.
Druk op ENTER om de ingevoerde instellingen op te slaan, en ga
naar de volgende encoderinstelling, of druk op de C-toets om ze
te verwijderen.
Wanneer u de functie wilt verlaten en de instelling wilt opslaan,
drukt u op ENTER en vervolgens op BEW. INSTELLEN.
94
II