Bedieningspaneel
[ RR] (Fast Forward)-knop
Wanneer u een vooraf ingesteld drumpatroon of een
gebruikerssong gebruikt als achtergrondtrack, drukt u op deze
knop om de afspeelpositie een maat vooruit te zetten. Als u
een wavefile gebruikt als achtergrondtrack drukt u op deze
knop om de afspeelpositie een seconde per keer vooruit te
zetten. Houd de knop ingedrukt om continu vooruit te spoelen.
[J] (Stop)-knop
Met deze knop stopt u het opnemen of afspelen.
[R/K] (Play / Pause)-knop
Met deze knop start u het opnemen of afspelen. Als er wordt
afgespeeld kan met deze knop ook gepauzeerd worden.
Als deze knop wordt ingedrukt terwijl er wordt opgenomen,
wordt de opname beëindigd.
* Display
Met de display kunt u systeemberichten bevestigen, parameters
instellen en een aantal andere taken uitvoeren.
( Knoppen 1 tot en met 3 (pagina 27)
Deze knoppen zijn van links naar rechts genummerd van
1 t/m 3 en kunnen worden gedraaid om de instellingen van de
toegewezen parameters aan te passen. Op ieder instelscherm
zijn bovendien verschillende parameters of taken toegewezen
aan de knoppen. U kunt ermee draaien of erop drukken om de
parameters in te stellen of de taken uit te voeren.
A [L PAGE]- en [PAGER]-knoppen (pagina 19)
Wanneer een parameterinstelscherm uit meerdere pagina's
bestaat, kunt u met deze knoppen links en rechts tussen de
pagina's navigeren.
B [EXIT/jump to edit]-knop (pagina 21, 34)
Met deze knop kunt u terugkeren naar het scherm
Performance vanuit het parameterinstelscherm voor het op dat
moment geselecteerde blok (pagina 31), vanuit het scherm
Utility of vanuit het scherm File. Bovendien kunt u direct naar
het bijbehorende parameterinstelscherm gaan met de
knoppen [PRE-AMP], [MOD-FX], [PWR-AMP], [REVERB],
[MASTER COMPRESSOR] of een partijknop, terwijl u de knop
[EXIT/jump to edit] ingedrukt houdt. U kunt ook de knop
[STORE/ASSIGN] indrukken terwijl u de knop [EXIT/jump to
edit] ingedrukt houdt, om het scherm op te roepen voor het
toekennen van parameters aan knoppen 1 t/m 3.
C [ENTER]-knop
Druk op deze knop om instellingen te bewaren en een aantal
andere taken uit te voeren.
D [UTILITY]-knop
Druk op deze knop om het scherm Utility op te roepen.
Het lampje links boven de knoppen gaat branden wanneer
dit scherm wordt weergegeven. Houd de knop [UTILITY]
ingedrukt en druk op de knop [FILE] (of andersom) om het
scherm Demo Song te openen.
E [FILE]-knop (pagina 52)
Druk op deze knop om het scherm File op te roepen.
F Nummerknoppen [1] tot en met [10]
Met de nummerknoppen kunt u verschillende performances
selecteren binnen de huidige geselecteerde geheugenbank.
Het nummer van de huidig geselecteerde performance
wordt aangegeven doordat het lampje links boven de
corresponderende knop oplicht. Wanneer dit lampje
knippert, betekent dit dat de selectie van een nieuwe
performance is gestart maar nog niet is afgerond.
Bovendien: Wanneer een parameterinstelscherm met een
12
Gebruikershandleiding CP5/CP50
aantal verschillende pagina's wordt weergegeven, kunnen
de nummerknoppen ook gebruikt worden om snel naar de
corresponderende pagina te gaan. Het nummer van de
huidig geselecteerde pagina wordt aangegeven doordat het
lampje links boven de corresponderende knop knippert.
G Bankknoppen
Druk op de knop [PRE], [USER] of [EXT] om respectievelijk
het vooraf ingestelde performancegeheugen, het
gebruikersperformancegeheugen of een extern
performancegeheugen te selecteren. Elk van deze
geheugens omvat drie verschillende geheugenbanken. Het
vooraf ingestelde performancegeheugen bevat bijvoorbeeld
PRE1, PRE2 en PRE3. U kunt deze banken selecteren met de
corresponderende knop ([PRE], [USER] OF [EXT]) zo vaak als
nodig is. U kunt ook direct naar de eerste bank in het
geselecteerde geheugen gaan (PRE1, USR1 of EXT1), door
de corresponderende bankknop in te drukken terwijl u de
knop [EXIT] ingedrukt houdt. Wanneer het lampje links boven
een bankknop knippert, betekent dit dat de selectie van een
nieuwe performance is gestart maar nog niet is afgerond.
H Groepknoppen [A] tot en met [D]
Druk op de knop [A], [B], [C] of [D] om de overeenkomstige
groep in de huidige performancegeheugenbank te
selecteren. Wanneer het lampje links boven een bankknop
knippert, betekent dit dat de selectie van een nieuwe
performance is gestart maar nog niet is afgerond.
Bovendien: Wanneer een parameterinstelscherm met een
aantal verschillende pagina's wordt weergegeven, kunnen
de groepknoppen ook gebruikt worden om snel naar de
corresponderende pagina te gaan. Het nummer van de
huidig geselecteerde pagina wordt aangegeven doordat het
lampje links boven de corresponderende knop knippert.
I [TRANSPOSE]-knop (pagina 30)
Druk op deze knop om het scherm Transpose op te roepen.
Het lampje links boven de knoppen gaat branden wanneer
dit scherm wordt weergegeven.
J [MASTER COMPRESSOR]-knop (pagina's 30, 31, 36)
Met deze knop kunt u de Master Compressor in- en
uitschakelen. Het lampje links boven de knop gaat branden
wanneer dit blok wordt geactiveerd. Bovendien: Als u deze knop
tenminste een seconde ingedrukt houdt, wordt het
parameterinstelscherm voor de Master Compressor
weergegeven, en het lampje begint te knipperen. Zelfs als dit
parameterinstelscherm wordt weergegeven, kan de Master
Compressor nog steeds worden aan- en uitgezet met de
corresponderende knop. Het lampje voor de [MASTER
COMPRESSOR] knippert op één of twee verschillende manieren
om aan te duiden of het blok al dan niet is ingeschakeld. Het
lampje blijft langer branden wanneer het blok is ingeschakeld en
gaat langer uit wanneer het blok is uitgeschakeld.
K [MASTER EQUALIZER]-knoppen (pagina 30)
Met deze knoppen kunt u de toon van alle uitgangsgeluid
van de CP5 of CP50 aanpassen. De CP5 heeft vijf knoppen
om de versterking (gain) bij individuele frequenties aan te
passen, namelijk de knoppen [LOW], [LOW MID], [MID],
[HIGH MID] en [HIGH]. De CP50 heeft drie van dergelijke
knoppen: [LOW], [MID] en [HIGH]. Dezelfde aanpassing
kan worden uitgevoerd met de corresponderende
parameters op het scherm Utility. (Zie het PDF-document
Naslaggids voor meer informatie.)
L USB TO DEVICE-poort (pagina 25)
Via deze poort kunnen USB-flashgeheugenapparaten
worden aangesloten op de CP5.
alleen CP5