IN S TA LLA TIE H A N DLE ID IN G
5.3 Convectie
Bij het installeren van een toestel in een holle boezem moeten convectie-openingen worden gecreëerd. Open,
indien van toepassing, de eventueel aanwezige convectie-openingen op het toestel volgens de beschrijving in
hoofdstuk 9 'Toestelspecifieke informatie'. Indien er geen convectie-openingen op het toestel aanwezig zijn, dient
u de noodzakelijke boezembeluchting en -ontluchting zelf te realiseren. Ga hierbij uit van een minimale
boezemontluchting van 200 cm
onderzijde). Plaats de ontluchting aan de bovenzijde minimaal 30 cm onder het plafond en minimaal 180 cm van
de vloer.
5.4 Landspecifieke installatie-eisen
Ø
Installeer het toestel volgens de geldende Europese, nationale, lokale en bouwkundige (installatie)voorschriften.
Voor Nederland geldt onder meer het Bouwbesluit.
2
(aan de bovenzijde) en een minimale –beluchting van 200 cm
2
(aan de
9