Brandstofstroomconfiguratie
Nadat het aantal motoren is ingesteld, dient u aan te geven welke
brandstofstroomsensor met welke motor is verbonden. Onder
Apparatenlijst op de pagina Netwerk kunt u het venster
Apparaatconfiguratie bekijken voor iedere sensor, en de Locatie
instellen van de motor waarmee het apparaat is verbonden.
Configuratie ongedaan maken - herstelt de standaardwaarde
van het apparaat. Alle gebruikersinstellingen worden gewist.
Brandstofstroom opnieuw instellen - herstelt alleen de instelling
van de Brandstof K-waarde, als Kalibreren wordt ingesteld. Alleen
Navico-apparaten kunnen opnieuw worden ingesteld.
Kalibreren
Kalibratie kan noodzakelijk zijn om de gemeten brandstofstroom
nauwkeurig overeen te laten komen met de werkelijke
brandstofstroom. Ga in het dialoogvenster Tanken naar kalibratie.
Alleen brandstofverbruiksensoren van Navico kunnen worden
gekalibreerd.
1.
Begin met een volle tank en laat de motor draaien zoals
gewoonlijk.
2.
Nadat er minstens een aantal liter (een paar gallons) is verbruikt,
moet de tank helemaal bijgevuld worden. Selecteer vervolgens
de optie Zet op vol.
3.
Selecteer de optie Kalibreren.
4.
Selecteer de Werkelijk gebruikte hoeveelheid, die is gebaseerd
op de hoeveelheid brandstof waarmee is bijgetankt.
5.
Selecteer OK om de instellingen op te slaan. De Brandstof K-
waarde laat nu een nieuwe waarde zien.
Fuel Settings
| HDS Pro Gebruikershandleiding
45