Figuur 20
1. Instelknoppen
Rijhendels afstellen
De rijhendels kunnen hoger of lager worden
gesteld overeenkomstig de wensen van de
bestuurder.
1. Verwijder de 2 bouten waarmee de rijhendel is
bevestigd aan de schacht van de bedieningsarm
(Figuur 21).
2. Zet de rijhendel in de volgende groep gaten.
Zet de hendel vast met de 2 bouten (Figuur 21).
Figuur 21
1. Rijhendel
2. Bout
3. Stel vervolgens ook de andere rijhendel af.
3. Schacht van bedieningsarm
Machine met de hand duwen
Belangrijk: U moet de machine altijd met
de hand duwen. Slepen kan schade aan de
machine veroorzaken.
De machine duwen
1. Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak en schakel de aftakas uit.
2. Beweeg de rijhendels naar buiten om de
parkeerrem in werking te stellen, schakel de
motor uit, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurdersstoel te
verlaten.
3. Trek de twee omloophendels naar binnen en
duw ze in totdat de ring op de stang door de
gleuf schuif (Figuur 22).
4. Duw de hendels naar buiten om ze vast te
zetten (Figuur 22).
5. Beweeg de rijhendels naar binnen om de
parkeerrem in werking te stellen.
U kunt de machine nu met de hand duwen.
Figuur 22
1. Omloophendel, hendel in
duwstand
Gebruik van de machine
Beweeg beide omloophendels naar binnen en
trek ze helemaal door de gleuf naar achteren
(Figuur 22). Duw de hendels naar buiten om ze
vast te zetten.
Opmerking: De machine zal pas rijden als de
omloophendels in de Uit-stand zijn gezet.
24
2. Hendel in gebruikstand