Kiezen hoe de camera de helderheid meet (Meting)
U kunt kiezen hoe de camera de helderheid van het onderwerp meet.
1
Druk op de knop u in de modi P/A/S/M.
• In de modi B, ART, SCN en Z wordt het display
van het LV-superbedieningspaneel bediend door de
[KControle-inst.] (Blz. 115).
2
2
Gebruik FGHI om [Meting] te selecteren, druk
vervolgens op de knop Q.
3
Markeer een item met HI en druk op knop Q.
p
Digitale ESP-meting
Centrumgewogen
H
lichtmeting
Spotmeting
I
Spotmeting (licht)
IHI
Spotmeting
ISH
(schaduw)
Fijnafstellingen maken voor de scherpte (Scherpte)
Pas de scherpte van de afbeelding aan. U kunt omrandingen benadrukken voor
een scherp, duidelijk beeld. De instellingen worden voor elke fotomodus afzonderlijk
opgeslagen.
• Aanpassingen zijn mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de opnamemodus
(Blz. 25).
1
Druk op de knop u in de modi P/A/S/M.
• In de modi B, ART, SCN en Z wordt het display
van het LV-superbedieningspaneel bediend door de
[KControle-inst.] (Blz. 115).
2
Gebruik FGHI om [Scherpte] te selecteren en
druk daarna op de knop Q.
3
Pas de scherpte aan met HI en druk op de
knop Q.
82 NL
Meet de belichting in 324 gebieden van het kader en
optimaliseert de belichting voor de huidige scène of portret
(als en andere optie dan [OFF] is geselecteerd voor
[IGezichtsprio.]). Deze methode wordt aanbevolen voor
normaal fotograferen.
Levert het gemiddelde van de lichtniveaus
van het motief en de achtergrond, maar het
centrum van het beeld telt hier zwaarder
mee.
Meet een klein gebied (ongeveer 2% van
het kader) en richt hierbij de camera op het
object dat u wilt meten. De belichting wordt
aangepast op basis van de helderheid van
het gemeten punt.
Verhoogt de belichting van de spotmeting. Zorgt ervoor dat
lichte motieven licht worden weergegeven.
Verlaagt de belichting van de spotmeting. Zorgt ervoor dat
donkere motieven donker worden weergegeven.
Meting
WB
Auto
Meting
Scherpte
Scherpte
WB
Auto