3.2.3 Slave-adres instellen
„Bus-adres"
3.2.3.1
Via
„Pomptype"
3.2.3.2
Via
Aanvullende gebruikershandleiding PROFIBUS
Ook als de veldbus op actief is ingesteld, heeft de master lezend
toegang tot de pompgegevens, die gedefinieerd zijn in uw GSD-
bestand.
Wordt de PROFIBUS
®
ingesteld op
lingen van de bedrijfsmodus geladen, die hiervoor was geselec‐
teerd.
Wordt de pomp omgeschakeld naar een andere bedrijfsmodus,
stopt deze en kan dan alleen via de toets
gestart.
Geeft een master in het PROFIBUS
slave-adres, vervalt het handmatig instellen van het
slave adres.
Het adres is voor de gamma/ X vooringesteld op "120".
1.
„Menu" te gaan: op de toets
Om naar het
ð De cursor gaat gelijk naar
„Instellingen" naar „Veldbus" te gaan: het
2.
Om van
[Clickwheel] draaien en indrukken.
ð De cursor gaat gelijk naar
3.
Om van
„Bedrijfsmodus" naar „PROFIBUS" te gaan: het
[Clickwheel] draaien en indrukken.
„Bus-adres" verschijnt.
ð Het menu
Het PROFIBUS
®
-adres altijd met 3 cijfers invoeren (adressen van
"002" tot en met "125"):
1.
1e mogelijkheid: Het
waarde bereikt is en daarna op het
2.
2e mogelijkheid: Op de toets
het omschakelen naar instellen met cijfers. De cijfers met het
[Clickwheel] instellen en met de toets
opslaan. Hierbij gaat de cursor naar het volgende cijfer ... .
Hier hoeft alleen wat te worden ingesteld, als het
gegevensprofiel van de gamma/ L in plaats van de
gamma/ X moet worden gebruikt.
1.
Volgens hoofdstuk naar
2.
Als pomptype, bijv.
ð De pomp laadt het gegevensprofiel van de pomp gamma/
L, GALa.
„inactief" , worden de instel‐
[Stop/start] worden
®
-segment het
„Informatie" .
„Bedrijfsmodus" .
[Clickwheel] draaien, tot de gewenste
[Clickwheel] drukken.
[Aanzuigen] drukken, voor
[Aanzuigen]
„Pomptype" gaan.
„GALa" selecteren.
®
[Menu] drukken
17