De verschillende afdrukfuncties gebruiken
In dit onderdeel worden de verschillende afdrukfuncties kort beschreven die u kunt configureren met het
printerstuurprogramma waarmee u de gewenste afdrukken kunt maken.
Afdrukkwaliteitfuncties
Afdrukkwaliteit en kleurschakeringen kunnen worden aangepast om bij de afdrukgegevens te passen.
Een aantal van de afdrukkwaliteitinstellingen die u kunt configureren, staat hieronder.
Kleurendocumenten in zwart-wit afdrukken
Het zwart bij zwart-wit afdrukken is een zwartere kleur dan bij afdrukken in kleur.
Scheiden van de afdrukgegevens in CMYK en alleen in de aangewezen kleur afdrukken
Normaal gesproken worden alle vier de kleuren (CMYK) gebruikt voor het afdrukken in kleur. Als
u bepaalde kleuren niet wilt gebruiken, kunt u het gebruik van die kleuren uitschakelen en
afdrukken met alleen de andere kleuren.
Toner besparen tijdens het afdrukken (Economy Color-modus)
U kunt toner besparen door af te drukken met een lager tonerverbruik. De hoeveelheid toner die
wordt gebruikt, is afhankelijk van het object, zoals tekst, lijn of afbeelding.
De afdrukmethode van een afbeelding wijzigen
U kunt selecteren of u wilt afdrukken met afdrukkwaliteit of afdruksnelheid als prioriteit. Bij het
afdrukken van afbeeldingen geldt hoe hoger de resolutie van afbeeldingen, hoe meer tijd nodig is
voor het afdrukken ervan.
Het ditheringpatroon aanpassen
Een ditheringpatroon is een patroon met stipjes dat wordt gebruikt om een kleur of schakering in
een afbeelding te simuleren. Als het patroon wordt gewijzigd, zullen de eigenschappen van de
afbeelding ook veranderen. U kunt een patroon selecteren dat bij de afbeelding past die u wilt
afdrukken.
Het kleurprofielpatroon wijzigen
U kunt een kleurprofielpatroon selecteren om de schakering van de kleuren aan te passen aan de
hand van de kleuren die op het computerscherm worden weergegeven.
Kleuren op het computerscherm worden gemaakt met de drie RGB-kleuren, terwijl kleuren voor het
afdrukken worden gemaakt met de vier CMYK-kleuren. Daarom moeten kleuren tijdens het
afdrukproces worden geconverteerd. Om deze redenen kunnen, indien de aanpassing niet is
uitgevoerd, afbeeldingen op het afgedrukte papier er anders uitzien dan die op het
computerscherm.
De verschillende afdrukfuncties gebruiken
81