8. Bijlage
Verzending met IPsec
Het apparaat ondersteunt het IPsec-protocol voor veiligere communicatie. Wanneer toegepast, codeert
IPsec gegevenspakketten op de netwerklaag met een gedeelde sleutelcodering. Het apparaat gebruikt
uitwisseling van coderingssleutels om een gedeelde sleutel te maken voor zowel afzender als
ontvanger. Voor nog betere beveiliging kunt u de gedeelde sleutel ook verlengen op basis van een
geldigheidsperiode.
• IPsec wordt niet toegepast op gegevens die zijn verkregen via DHCP, DNS of WINS.
• De volgende besturingssystemen zijn compatibel met Ipsec: Windows XP SP2, Windows Vista/7,
Windows Server 2003/2003 R2/2008/2008 R2, Mac OS X 10,6 en later, Red Hat Linux
Enterprise WS 4.0 en Solaris 10. Een aantal instellingen worden door sommige
besturingssystemen echter niet ondersteund. Zorg ervoor dat de IPsec-instellingen die u opgeeft,
overeenkomen met de IPsec-instellingen van het besturingssysteem.
• Als u geen toegang hebt tot Web Image Monitor als gevolg van problemen met de IPsec-
configuratie, dan dient u IPsec uit te schakelen via [Host-interface] op het bedieningspaneel. Meld
u daarna aan bij Web Image Monitor.
• Voor meer informatie over het opgeven van de IPsec-instelling met Web Image Monitor, zie
Pag. 105 "Het apparaat configureren met Web Image Monitor".
• Voor details over het uitschakelen van IPsec met behulp van het bedieningspaneel, zie Pag. 96
"Menu Host-interface".
Codering en verificatie door IPsec
IPsec bevat twee hoofdfuncties: de coderingsfunctie die zorgt voor de beveiliging van de gegevens en
de verificatiefunctie waarmee de zender van de gegevens en de integriteit van de gegevens wordt
geverifieerd. De IPsec-functie van dit apparaat ondersteunt twee beveiligingsprotocollen: het ESP-
protocol dat beide IPsec-functies tegelijkertijd inschakelt en het AH-protocol dat alleen de
verificatiefunctie inschakelt.
ESP-protocol
Het ESP-protocol biedt een veilige verzending via zowel codering als verificatie. Dit protocol biedt
geen headerverificatie.
• Voor een succesvolle codering moeten zowel de zender als de ontvanger hetzelfde
coderingsalgoritme en dezelfde coderingssleutel instellen. Het coderingsalgoritme en de
coderingssleutel worden automatisch opgegeven.
192