1. Snel aan de slag
6.
Druk op [ ] of [ ] om [Install.wizard] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop.
7.
Druk op [ ] of [ ] om [Ad-hoc] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop.
8.
Druk op [ ] of [ ] om een communicatiekanaal te selecteren. Druk vervolgens op de
[OK]-knop.
Selecteer een kanaal dat overeenkomt met het apparaat waarmee u het gaat verbinden.
9.
Druk op [ ] of [ ] om de apparaatnaam van de bestemming (IBSS) te selecteren. Druk
vervolgens op de [OK]-knop.
Als u het apparaat niet kunt vinden, controleer dan of het apparaat is ingeschakeld.
Wanneer u de apparaatnaam wilt invoeren, selecteert u [SSID invoeren]. Druk vervolgens op de
[OK]-knop. Het SSID-invoerscherm wordt weergegeven. Voer de apparaatnaam in met behulp
van [ ] of [ ]. Druk vervolgens op de [OK]-knop.
• Druk op de [OK]-knop om verder te gaan met het volgende teken.
• Druk op de [Escape]-knop om terug te gaan naar het vorige teken.
10.
Druk op [ ] of [ ] om de verificatiemethode te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-
knop.
11.
Druk op [ ] of [ ] om de coderingsmethode te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-
knop.
12.
Voer de coderingscode in met behulp van [ ] of [ ]. Druk vervolgens op de [OK]-knop.
• Druk op de [OK]-knop om verder te gaan met het volgende teken.
• Druk op de [Escape]-knop om terug te gaan naar het vorige teken.
13.
Voer het ID in met behulp van [ ] of [ ]. Druk vervolgens op de [OK]-knop.
De ID wordt gebruikt om de coderingssleutel te identificeren. U kunt vier coderingssleutels (ID 1
t/m 4) registreren.
14.
Druk op de [OK]-knop.
Nadat verbinding met het netwerk gemaakt is, wordt het Wi-Fi scherm weergegeven.
15.
Druk op [ ] of [ ] om [Wi-Fi status] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop.
Als "Verbonden" wordt weergegeven, is de verbinding tot stand gebracht.
Als "Niet verbonden" wordt weergegeven, is er geen verbinding tot stand gebracht. Begin
opnieuw vanaf het begin.
38