8. Bijlage
12.
Klik op [Toevoegen...] bij het tabblad "Regels".
De Wizard Beveiligingsregels wordt weergegeven.
13.
Klik op [Volgende].
14.
Selecteer "Deze regel specificeert geen tunnel" en klik vervolgens op [Volgende].
15.
Selecteer het netwerktype voor IPsec en klik vervolgens op [Volgende].
16.
Klik op [Toevoegen...] in de IP-filterlijst.
17.
Voer in [Naam] een IP-filternaam in en klik vervolgens op [Toevoegen...].
De Wizard IP-filter wordt weergegeven.
18.
Klik op [Volgende].
19.
Voer bij [Beschrijving] een naam of gedetailleerde informatie over het IP-filter in en klik
vervolgens op [Volgende].
U kunt ook op [Volgende] klikken en verder gaan met de volgende stap zonder informatie in dit
veld in te voeren.
20.
Selecteer "Mijn IP-adres" bij "Bronadres" en klik vervolgens op [Volgende].
21.
Selecteer "Een specifiek IP-adres of subnet" in "Bestemmingsadres", voer het IP-adres van
het apparaat in en klik vervolgens op [Volgende].
22.
Selecteer bij IPsec-protocol de optie "Elk" en klik op [Volgende].
23.
Klik op [Voltooien] en klik vervolgens op [OK].
24.
Selecteer het IP-filter dat u zojuist hebt gemaakt en klik op [Volgende].
25.
Klik op [Toevoegen...] in de filteractie.
De wizard Filteractie wordt weergegeven.
26.
Klik op [Volgende].
27.
Voer in [Naam] een filteractienaam in en klik vervolgens op [Volgende].
28.
Selecteer "Bepaal beveiliging" en klik op [Volgende].
29.
Selecteer een van de opties voor computers waarmee mag worden gecommuniceerd en
klik op [Volgende].
30.
Selecteer "Aangepast" en klik op [Instellingen...].
31.
Wanneer [ESP] is geselecteerd voor het apparaat in [Beveiligingsprotocol] onder [IPsec-
instellingen], selecteert u [Gegevensintegriteit en -versleuteling (ESP)] en configureert u
de volgende instellingen:
Stel de waarde van [Integriteitsalgoritme] in op dezelfde waarde als [Verificatiealgoritme voor
ESP] zoals opgegeven op het apparaat.
Stel de waarde van [Coderingssalgoritme] in op dezelfde waarde als [Coderingsalgoritme voor
ESP] zoals opgegeven op het apparaat.
196