Figuur 124
1. Aftapventiel
2. Aftapslang van radiateur
4.
Sluit het ventiel van de aftapslang van de
radiateur
(Figuur
124).
5.
Vul de radiateur met koelvloeistof tot het
koelvloeistofpeil gelijk komt met het lipje van de
vulopening
(Figuur
Figuur 125
1. Radiateurdop
6.
Monteer de radiateurdop.
7.
Verwijder de koelvloeistofslang van de
motoroliekoeler
(Figuur
3. Radiateur
125).
2. Dop van reservetank
126).
1. Koelvloeistofslang
g031321
8.
Als u de motorkoelvloeistof afgetapt hebt,
dient u de aftapplug van de aftapslang van de
radiateur te sluiten en de koelvloeistofslang aan
te koppelen.
9.
Verwijder de dop van de expansietank
en vul deze tot de motorkoelvloeistof de
Laag-markering bereikt. Plaats daarna de dop
terug.
10.
Start de motor en laat deze lopen totdat hij de
bedrijfstemperatuur bereikt heeft.
11.
Controleer het peil van de motorkoelvloeistof; zie
Het motorkoelsysteem controleren (bladz.
12.
Giet koelvloeistof in de expansietank tot het peil
van de koelvloeistof de Vol-markering bereikt.
13.
Controleer alle motorkoelvloeistofslangkoppelin-
gen op lekkages.
g034933
85
Figuur 126
g034935
82).