Luchtcirculatieregeling
Stelt de cabine in op luchtcirculatie, ofwel lucht
aanzuigen van buiten de cabine
•
Stel de cabine in op luchtcirculatie als u de
airconditioning gebruikt.
•
Stel de cabine in om lucht aan te zuigen van buiten
als u de verwarming of ventilator gebruikt.
Ventilatorregeling
Draai aan de ventilatorregelingsknop om de snelheid
van de ventilator te regelen
Temperatuurregeling
Draai aan de temperatuurregelingsknop om de
temperatuur in de cabine te regelen
Ruitenwisserschakelaar
Gebruik deze schakelaar om de ruitenwissers in of uit
te schakelen
(Figuur
12).
Airconditioningschakelaar
Met deze schakelaar kunt u de airconditioning aan-
en uitzetten
(Figuur
12).
Voorruitvergrendeling
Open de vergrendeling om de voorruit te openen
(Figuur
13). Sluit de vergrendeling om de voorruit
open te laten staan. Druk de vergrendeling uit en
omlaag om de voorruit te sluiten en vast te zetten.
1. Voorruitvergrendeling
Achterruitvergrendeling
Open de vergrendeling om de achterruit te openen.
Druk op de vergrendeling om de achterruit open te
laten staan. Druk de vergrendeling uit en omlaag om
de achterruit te sluiten en vast te zetten
(Figuur
12).
(Figuur
12).
(Figuur
12).
Figuur 13
(Figuur
Belangrijk:
voordat de motorkap wordt geopend, want anders
kan schade ontstaan.
Instelhendel bestuurdersstoel
Trek de hendel uit om de stoel naar voren en naar
achteren te verschuiven.
Afstelhendel rugleuning
Verplaats de hendel om de hoek van de rugleuning
van de stoel in te stellen.
Afstelknop van armsteun
Draai aan de knop om de hoek van de armlegger van
de stoel te verstellen.
g008830
13).
25
De achterruit moet worden gesloten