Figuur 18
1. KeyChoice® schakelaar
3. Draai het KeyChoice® sleuteltje om.
Een rood lampje op het voorste paneel
(Figuur 19 en Figuur 20) gaat branden om aan
te geven dat de interlockschakelaar is uitgezet.
Figuur 19
1. Waarschuwingslampje werken-in-achteruit-Model 72202
Figuur 20
1. Waarschuwingslampje werken-in-achteruit-Model 72201
4. Zet de machine in de achteruit-stand en maak
uw werkzaamheden af.
5. Zet de aftakas stil om de interlock in te
schakelen. Hierdoor zal het rode lampje op het
paneel doven.
6. Verwijder het KeyChoice® sleuteltje en bewaar
dit op een veilige plaats buiten het bereik van
kinderen.
Vooruit- en achteruitrijden
Met de gashendel regelt u de snelheid van de
motor, oftewel het toerental (in omwentelingen
per minuut). Zet de gashendel op SNEL om de
beste prestaties te verkrijgen.
Om vooruit of achteruit te rijden, zet u de
parkeerrem vrij: zie Parkeerrem vrijzetten in
Onderhouden remmen, blz. 41. Zet uw voet op
het tractiepedaal en trap de bovenkant van het
pedaal langzaam in om vooruit te rijden of trap de
onderkant van het pedaal in om achteruit te rijden
(Figuur 21). Hoe verder u het tractiepedaal intrapt
(in beide richtingen), des te sneller zal de machine
in de gewenste richting rijden.
Opmerking: Als u met ingeschakelde aftakas
achteruit wilt rijden, moet u de interlock voor
Werken-in-achteruit uitschakelen met behulp van
de KeyChoice® schakelaar. Deze bevindt zich op
de beugel van de bestuurdersstoel rechts onder de
stoel.
Om langzamer te rijden, laat u het tractiepedaal
opkomen.
Belangrijk: Om schade aan de transmissie
te voorkomen, moet u altijd eerst de
parkeerrem vrij zetten alvorens het
tractiepedaal te bewegen.
Figuur 21
1. Vooruit
De machine stoppen
Om de machine te stoppen, moet u het
tractiepedaal laten opkomen, de aftakas
25
2. Achteruit