Figuur 12
1. Aftakas
2. Accu
3. Urenteller
Figuur 13
1. Aftakas
2. Cruise control
3. Accu
4. Urenteller
In de volgende gevallen zullen de controlelampjes
gaan branden. Buiten deze gevallen moeten zij
gedoofd zijn.
• Accu
Het acculampje gaat branden als het
contactsleuteltje op LOPEN of LICHTEN
staat wanneer de accuspanning lager dan 11,2
volt is. Als dit lampje brandt, moet u de accu
en het elektrische systeem controleren en het
probleem verhelpen.
• Brandstofpeil
Het brandstofpeillampje gaat branden als het
contactsleuteltje op LOPEN of LICHTEN
staat en het brandstofpeil laag is. Er zit dan
nog ongeveer een halve liter benzine in de tank.
• Olie
Het oliepeillampje gaat branden als het
contactsleuteltje op LOPEN of LICHTEN
staat en de motor niet loopt. Nadat de motor
is gestart, moet het lampje doven. Wanneer
de motor loopt, gaat het lampje branden als
de oliedruk beneden een veilig werkniveau is
gedaald. Als dit gebeurt terwijl de motor draait,
moet u de motor onmiddellijk afzetten en de
oorzaak van de lage oliedruk verhelpen.
4. Oliedruk
5. Werken in Achteruit
5. Brandstofpeil
6. Oliedruk
7. Werken in Achteruit
• Aftakas
Het aftakaslampje gaat branden als het
contactsleuteltje op LOPEN of LICHTEN
staat en de aftakas is ingeschakeld. Als dit
lampje brandt, wordt u eraan herinnerd dat de
aftakas is ingeschakeld. De startmotor zal niet
draaien en u dient de aftakas uit te schakelen,
voordat u de machine verlaat.
• Urenteller
De urenteller registreert het aantal uren dat de
motor in bedrijf is geweest. De urenteller gaat
werken als het contactsleuteltje op LOPEN
of LICHTEN staat. Gebruik de tijden om
regelmatig onderhoudswerkzaamheden te
plannen.
19