5.5 CONTROLE VAN DE POORTBEWEGING
Na het herkennen van de lengte van de vleugel is het raadzaam
enkele manoeuvres uit te voeren om te controleren of de poort
correct beweegt.
24
Doe het volgende:
druk op de toets [Open
1.
"Openen" te geven; controleer of de openingsmanoeuvre
van de poort regelmatig verloopt zonder verandering van
snelheid; pas wanneer de vleugel tussen 70 en 50 cm van de
eindaanslag voor de opening verwijderd is, zal hij langzamer
moeten gaan lopen en door tussenkomst van de eindaanslag
tot stilstand komen op 2 à 3 cm van de mechanische aanslag
voor de opening
druk op de toets [Close
2.
"Sluiten" te geven; controleer of de sluitingsmanoeuvre
van de poort regelmatig verloopt zonder verandering van
snelheid; pas wanneer de vleugel tussen 70 en 50 cm van de
eindaanslag voor de sluiting verwijderd is, zal hij langzamer
moeten gaan lopen en door tussenkomst van de eindaanslag
tot stilstand komen op 2 à 3 cm van de mechanische aanslag
voor de sluiting
controleer of het knipperlicht tijdens de manoeuvres met een
3.
frequentie van 0,5 sec. aan en 0,5 sec. uit knippert. Indien
aanwezig, dient u ook het knipperen te controleren van
het controlelampje dat op de OGI-klem is aangesloten: dit
knippert langzaam bij het openen, snel bij het sluiten
voer meerdere openings- en sluitingsmanoeuvres uit om te
4.
beoordelen of er eventuele montage- of afstellingsdefecten
zijn, of andere onregelmatigheden, zoals punten met een
grotere wrijving
verzeker u ervan dat de bevestiging van de reductiemotor,
5.
de tandheugel en de eindaanslagbeugels stevig en stabiel
is, alsook voldoende bestand tegen plotse versnellingen of
vertragingen in de beweging van de poort.
5.6 AANSLUITING VAN ANDERE INRICHTINGEN
Indien het vereist is om externe inrichtingen te voorzien van stroom,
bijvoorbeeld een lezer voor transponderkaarten of de verlichting
van de sleutelschakelaar, kan de voeding verkregen worden zoals
aangegeven in de afbeelding.
De voedingsspanning is 24Vc -30% ÷ +50% met een maximale
beschikbare stroom van 100mA.
25
STOP
1.6AT
] om de instructie voor de manoeuvre
p
] om de instructie voor de manoeuvre
q
SBS
(-)
(+)
6
EINDTEST EN INBEDRIJFSTELLING
Dit zijn de belangrijkste fasen bij de realisatie van de automatisering
6
EINDTEST EN INBEDRIJFSTELLING
om de maximale veiligheid van het systeem te garanderen. De
eindtest kan ook worden gebruikt om de inrichtingen van de
automatisering periodiek te controleren.
m
De
testfasen
en
automatisering moeten worden uitgevoerd door
gekwalificeerd en ervaren personeel, dat de benodigde
tests moet verrichten om de veiligheidsmaatregelen
te controleren en dat tevens moet controleren of de
wetten, normen en regels op dit gebied in acht worden
genomen, in het bijzonder de eisen van de norm EN
12445, die de testmethoden voor de controle van
automatiseringen voor poorten bepaalt.
De extra inrichtingen moeten aan een specifieke test worden
onderworpen, om zowel de werking als de interactie met de
besturingseenheid te controleren. Raadpleeg hiervoor dus de
instructiehandleidingen van de betreffende inrichtingen.
6.1 TEST
De test wordt als volgt uitgevoerd:
controleer
of
alle
1.
hoofdstuk
"ALGEMENE
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE VEILIGHEID"
nauwkeurig in acht is genomen
ontgrendel de reductiemotor zoals aangegeven in de
2.
paragraaf "Handmatig ontgrendelen en vergrendelen van
de reductiemotor"
controleer of het mogelijk is om de vleugel handmatig te
3.
openen en te sluiten met een kracht die niet groter is dan
390N (ongeveer 40 kg)
4.
blokkeer de reductiemotor
5.
gebruik de besturingsinrichtingen (zender, bedieningsknop,
sleutelschakelaar, etc.) om de tests uit te voeren voor het
openen, sluiten en stoppen van de poort, en te controleren of
de beweging van de vleugels overeenkomt met de instelling.
Geadviseerd wordt om verschillende tests uit te voeren om
de beweging van de vleugels te beoordelen en te controleren
of er geen sprake is van montage- of afstellingsfouten of
ongewenste wrijving
controleer alle veiligheidsinrichtingen in de installatie een
6.
voor een om na te gaan of ze goed werken (fotocellen,
contactlijsten enz.). In het geval dat een inrichting ingrijpt,
knippert de led "Bluebus", die op de besturingseenheid zit,
twee keer snel om te bevestigen dat het ingrijpen is herkend
als gevaarlijke situaties die worden veroorzaakt door de
7.
beweging van de vleugels opgeheven zijn door middel
van begrenzing van de stootkracht, moet de kracht worden
gemeten volgens de voorschriften van de norm EN 12445.
Eventueel, als de controle van de "motorkracht" wordt
gebruikt als hulpmiddel voor het systeem om de stootkracht
te verlagen, moet de regeling uitgeprobeerd en gevonden
worden die de beste resultaten oplevert.
6.2 INBEDRIJFSTELLING
a
De inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle
fasen van de eindtest met succes zijn doorlopen.
a
Voordat u de automatisering in bedrijf stelt, dient u de
eigenaar voldoende op de hoogte te stellen van nog
aanwezige gevaren en restrisico's.
a
Het is verboden om de installatie gedeeltelijk of onder
"tijdelijke" omstandigheden te laten werken.
de
inbedrijfstelling
van
informatie
beschreven
AANBEVELINGEN
NEDERLANDS – 13
de
in
het
EN