Beschikbare functies in de weergavestand (Weergavemenu)
Tijdens het bekijken van beelden in schermvullende weergave of miniatuurweergave kunt u de
volgende functies configureren door op de knop d te drukken (A 3) en het menu weer te geven.
Optie
1, 2
I D-Lighting
e Huid verzachten
a Afdrukopdracht
b Diashow
d Beveiligen
2
f Beeld draaien
g Kleine
1, 2
afbeelding
h Kopiëren
1
Beelden worden als aparte bestanden bewerkt en opgeslagen. Hierbij gelden bepaalde beperkingen
(E8, E9). Zo kunnen opnamen die zijn gemaakt met de instelling l 4608×2592 voor Beeldmodus
(A 62) niet worden bewerkt, terwijl dezelfde bewerkingsfunctie niet meerdere keren kan worden
toegepast.
2
Kan niet worden toegepast op beelden die zijn gemaakt in de onderwerpsstand 3D-fotografie (A 43).
70
Hiermee kunt u kopieën maken met verhoogde helderheid en
verhoogd contrast, waardoor donkere gedeeltes van een opname
lichter worden.
De camera herkent gezichten in opnamen en maakt een kopie met
1, 2
zachtere huidtinten.
Bij gebruik van een printer om opnamen af te drukken die op de
geheugenkaart zijn opgeslagen, kunt u de functie Afdrukopdracht
2
gebruiken om te selecteren welke opnamen worden afgedrukt en
hoeveel kopieën van elke opname worden afgedrukt.
Hiermee kunt u de opnamen in het interne geheugen of op een
geheugenkaart bekijken in een automatische diashow.
Hiermee beveiligt u geselecteerde opnamen tegen ongewild wissen. E39
Hiermee bepaalt u de richting waarin opgeslagen beelden worden
weergegeven.
Hiermee maakt u een kleine kopie van de geselecteerde opname.
Deze functie is handig om kopieën te maken voor weergave op
webpagina's of als e-mailbijlage.
Hiermee kunt u opnamen kopiëren tussen het interne geheugen en
een geheugenkaart.
Beschrijving
A
E10
E11
E35
E38
E41
E12
E42