B
Eenvoudige autostand
• Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan de camera eventueel de gewenste onderwerpsstand
niet selecteren. Selecteer in dergelijke gevallen een andere opnamestand (A 34, 35, 44 en 48).
• Als de digitale zoom is ingeschakeld, wijzigt de onderwerpsstand U.
C
Bij gebruik van een statief
• Wij adviseren u gebruik te maken van een statief om de camera te stabiliseren in de volgende situaties:
- Bij het maken van opnamen in slecht verlichte omgevingen met de flits-stand (A 53) ingesteld op W (uit)
- Bij het inzoomen op het onderwerp
• Stel Vibratiereductie in het menu Set-up (A 88) in op Uit bij gebruik van een statief.
De zoom gebruiken
Gebruik de zoomknop om de optische zoom te
activeren.
• U kunt verder inzoomen op het onderwerp door
de zoomknop naar g (telefoto) te draaien.
• U kunt uitzoomen en een groter gebied bekijken
door de zoomknop naar f (groothoek) te
draaien.
Als u de camera inschakelt, wordt de zoom in de
maximale groothoekstand gezet.
• De zoomknop aan de zijkant (A 2) kan naar g of
f worden gedraaid om de zoom te bedienen.
• Een zoomaanduiding verschijnt aan de
bovenzijde op de monitor zodra de zoomknop
wordt bediend.
24
Uitzoomen
Inzoomen
Optische zoom Digitale zoom
g
Inzoomen
f
Uitzoomen