10 - OPSTARTEN SYSTEEM
10.3 - Verplicht te controleren punten
10.3.1 - Compressoren
Controleer of de draairichting van elke compressor correct is door
te controleren of de perstemperatuur snel hoger wordt, of de HD
hoger wordt en de LD lager wordt. Een verkeerde draairichting wordt
veroorzaakt door een verkeerde bekabeling van de elektrische
voeding (faseomkering). Om de correcte draairichting te herstellen
moet u twee fasen van de voeding omkeren.
■ Controleer de persgastemperatuur van de compressor(en) met
behulp van een contactopnemer
■ Controleer of de opgenomen stroomsterkte normaal is
■ Controleer de werking van alle veiligheidsinrichtingen
10.3.2 - Water
Doordat het totale drukverlies van de installatie niet precies bekend
is bij de inbedrijfstelling, is het nodig het waterdebiet met de regelklep
af te stellen om het gewenste nominale debiet te verkrijgen.
Vanwege het drukverlies dat ontstaat in het waternetwerk, wordt
deze inregelafsluiter gebruikt voor het instellen van de netwerkdruk/
debietcurve volgens de pompdruk/debietcurve, om op die manier
het nominale debiet te krijgen voor het gewenste werkingspunt. De
waarde van het drukverlies in de water warmtewisselaar (gemeten
met een manometer aangesloten bij de intrede en de uittrede van
de warmtewisselaar) wordt gebruikt als controlemiddel en voor het
instellen van het nominale debiet van de installatie.
Houd u aan onderstaande procedure:
■ Open de inregelafsluiter volledig.
■ Laat de pomp gedurende 2 uur draaien om eventuele vaste
deeltjes uit het circuit te spoelen
■ Lees het drukverlies van de water warmtewisselaar af bij het
inschakelen van de pomp en twee uur later
■ Als het drukverlies is afgenomen dan betekent dit dat het gaasfilter
is verstopt. Dit moet vervolgens worden gedemonteerd en
gereinigd
■ Herhaal dit tot alle aanslag is verwijderd uit het filter.
■ Als het drukverlies in het netwerk te hoog is ten opzichte van de
beschikbare statische druk die de pomp levert, zal het
resulterende waterdebiet kleiner worden en het temperatuurverschil
tussen de intrede en de uittrede van de warmtewisselaar te groot
worden. Daarom moeten de drukverliezen zo gering mogelijk
zijn. Controleer of deze afwijking ligt binnen de waarden van de
curve (zie hoofdstuk "Waterdebiet bij de water warmtewisselaar")
10.3.3 - Koudemiddelvulling
De units verlaten de fabriek met een nauwkeurige lading koudemiddel
en olie.
Controleer op de unit zichtbare koelmiddel- en olielekkages:
■ Door de afwezigheid te constateren van zichtbare schade aan
de leidingen van het koelcircuit (geen letsel, geen scheuren,
geen vervorming)
■ Geen vetsporen op de aansluitingen en de sensoren van het
koelcircuit
In geval van twijfel gebruikt u een lekdetectieapparaat voor
koudemiddel dat geschikt is voor de vloeistof gebruikt in de unit.
10.3.4 - Ventilatie van de schakelkast
Controleer of de koelventilatoren de verse lucht van buiten naar
binnen de kast inblazen.
67
67