7 - WATERLEIDING AANSLUITINGEN
■ Om dit te realiseren dienen de hoofdschakelaar van de unit
en de hulpschakelaars van het verwarmingselement altijd
gesloten te blijven (zie het bedradingsschema voor de plaats
van deze onderdelen).
■ Als de verdamper en de externe leidingen tijdens vorst niet
worden gebruikt, of tijdens een langdurige elektrische
stroomonderbreking (gepland of niet gepland), moeten deze
direct worden afgetapt.
■ In geval van langdurige stilstand, moeten de watercircuits
worden beschermd door er een passiveringsoplossing in te
laten circuleren. (Raadpleeg een specialist).
■ De temperatuuropnemers van de verdamper zijn onderdeel
van de vorstbeveiliging: Als leidingsverwarmingslinten
worden gebruikt, mogen deze uitwendige verwarmings-
elementen de metingen van deze opnemers niet nadelig
beïnvloeden.
Om te controleren of het circuit van het verwarmingselement
in "bedrijf" is. Zie hoofdstuk 13 - "Standaard onderhoud".
7.6 - Instellen nominale waterdebiet
Raadpleeg het schema in de paragraaf "Wateraansluitingen" voor
alle referentiepunten die in dit hoofdstuk worden genoemd.
De waterpompen van de unitserie zijn zo gedimensioneerd dat de
hydromodule met alle mogelijke configuraties kan werken op basis
van de specifieke systeemcondities. D.w.z. voor verscheidene
temperatuurverschillen tussen waterintrede-uittrede (T) bij vollast.
Deze verschillen kunnen variëren tussen 3 en 10 K.
Dit vereiste temperatuurverschil tussen de waterintrede en -uittrede
is bepalend voor het nominale debiet van het systeem. Gebruik de
aangegeven specificatie bij het selecteren van de unit voor het
bepalen van de bedrijfscondities van het systeem.
Verzamel met name de gegevens die gebruikt worden voor de
regeling van het debiet van het systeem:
■ Unit zonder hydromodule: het nominale drukverlies van de unit
bij de aansluitingen van de verdamper. Voer de meting uit met
manometers die op locatie zijn gemonteerd bij de intrede en
uittrede van de unit (nr. 16).
■ Unit met pomp met variabel toerental - regeling op
temperatuurverschil: Delta T° nominaal bij de verdamper.
■ Unit met pomp met variabel toerental - regeling op constante
druk: druk bij de uittrede van de hydromodule.
■ Unit met pomp met variabel toerental - regeling op drukverschil:
Delta P tussen de intrede en uittrede van de hydromodule.
■ Unit met pomp met variabel toerental – regeling op vast toerental:
nominaal debiet.
Als deze informatie niet beschikbaar is bij het in bedrijf stellen van
het systeem, neem dan contact met de technische serviceafdeling
die verantwoordelijk is voor het systeem om deze informatie te
krijgen.
De debietwaarden voor een temperatuurverschil van 5K bij de
verdamper kunnen worden gevonden in de technische documenten
van het product. De debietwaarden voor alle andere
temperatuurverschillen (tussen 3K en 10K) kunnen worden
gevonden via het selectieprogramma "Elektronische catalogus".
32
32
Algemeen
Het nominale waterdebiet van het systeem wordt geregeld met een
inregelafsluiter welke in de wateruittredeleiding van het systeem
moet worden gemonteerd (nr. 18).
Vanwege het drukverlies dat ontstaat in het waternetwerk, wordt
deze inregelafsluiter gebruikt voor het instellen van de netwerkdruk/
debietcurve volgens de pompdruk/debietcurve, om het ontwerpdebiet
te krijgen.
Het afgelezen drukverlies in de unit (verdamper) wordt gebruikt als
controlemiddel.
Omdat het totale drukverlies in het systeem niet exact bekend is bij
de inbedrijfstelling, moet het waterdebiet met de inregelafsluiter (nr.
18) bijgesteld worden om het specifieke debiet voor de installatie te
krijgen.
Reinigingsmethode watercircuit
■ Open de inregelafsluiter volledig (nr. 18).
■ Laat de pomp van het systeem draaien.
■ Bereken het drukverlies van de verdamper door het verschil te
nemen tussen de uitlezingen van de manometer op de
waterintrede en uittrede van de unit (nr. 16).
■ Laat de pomp continu draaien gedurende 2 uur om het watercircuit
van het systeem te reinigen (aanwezigheid van vaste
ongerechtigheden).
■ Herhaal de aflezing.
■ Vergelijk deze waarde met de oorspronkelijke waarde.
Als Delta P groter is geworden, dan betekent dit dat het gaasfilter
moet worden verwijderd en gereinigd. Sluit in dit geval de afsluiters
bij de waterintrede en -uittrede (nr. 19). Demonteer en reinig de filters
(nr. 1) na het aftappen van het watersysteem van de unit (nr. 9).
Ontlucht het circuit (nr. 10).
Herhaal deze procedure indien nodig, om er zeker van te zijn dat er
geen vuil meer aanwezig is in het filter.
Procedure voor het inregelen van het waterdebiet
Lees, nadat het circuit is gereinigd, de uitlezingen van de manometer
af (drukken waterintrede en wateruittrede) voor informatie over het
drukverlies over de verdamper. Vergelijk de verkregen waarde met
de theoretische selectiewaarde.
Als het afgelezen drukverlies hoger is dan de gespecificeerde
waarde, dan is het debiet van de unit (en dus in het systeem) te
groot. Draai in dit geval de inregelafsluiter (nr. 18) een slag dicht en
lees de drukverschillen opnieuw af. Herhaal indien nodig het
dichtdraaien van de inregelafsluiter tot het specifieke drukverlies
van de unit dat overeenkomt met het ontwerpdebiet, is bereikt.
OPMERKING: Als het systeem een veel te groot drukverlies
heeft in verhouding tot de door de systeempomp geleverde
externe statische druk, dan kan het nominale waterdebiet niet
worden bereikt (het resulterende debiet is lager) en het
temperatuurverschil tussen de verdamper waterintrede en
wateruittrede wordt groter.
Om het drukverlies in het waternetwerk van het systeem te
verkleinen:
■ Verminder zoveel mogelijk het drukverlies in de verschillende
componenten (bochten, hoogteverschillen, opties, enz.),
■ Gebruik de correcte leidingdiameter,
■ Maak de watersystemen niet te groot.