9 - OPTIES
Units met hydromodule lagedruk (116A)
30KAV / 30KAVP
debiet
0500
0550
0600
0650
0720
0800
(1) Zie unit zonder hydromodule in paragraaf 7.7.
Units met hydromodule hogedruk (116W)
30KAV / 30KAVP
debiet
0500
0550
0600
0650
0720
0800
(1) Zie unit zonder hydromodule in paragraaf 7.7.
9.1.5 - Cavitatiebescherming
Het regelalgoritme beschermt de units tegen cavitatie om zo de
levensduur van de pompen van de ingebouwde hydromodules te
verzekeren. Hiervoor is een minimum druk vereist bij de pompingang,
zowel bij stilstand als in bedrijf. Als de druk lager is dan de in de
software vastgelegde grenswaarde kan de unit niet opstarten, of er
gaat een alarm af en stopt de unit. Vóór het compleet stoppen door
een alarm, wordt het overschrijden van de grenswaarde preventief
gesignaleerd op het bedieningspaneel.
Om een voldoende druk te verkrijgen, wordt aanbevolen:
■ Een druk in het watercircuit te handhaven tussen 100 kPa
(1 bar) en maximaal 400 kPa (4 bar) bij de zuigzijde van de pomp,
■ Het watercircuit te reinigen tijdens het vullen met water of bij een
wijziging,
■ Het gaasfilter regelmatig te reinigen.
44
44
Minimum
Maximum
(l/s)
debiet
(1)
(1)
35,2
(1)
34,2
(1)
34,2
(1)
34,2
(1)
(1)
52,8
(1)
52,8
Minimum
Maximum
(l/s)
debiet
(1)
(1)
34,2
(1)
34,6
(1)
34,6
(1)
34,6
(1)
(1)
69,4
69,4
(1)
9.1.6 - Het nominale waterdebiet van de installatie
aanpassen
Raadpleeg het schema in de paragraaf "Wateraansluitingen" voor
(l/s)
alle referentiepunten die in dit hoofdstuk worden genoemd.
De waterpompen van de unitserie zijn zo gedimensioneerd dat de
hydromodule met alle mogelijke configuraties kan werken op basis
van de specifieke systeemcondities. D.w.z. voor verscheidene
temperatuurverschillen tussen waterintrede-uittrede (T) bij vollast.
Deze verschillen kunnen variëren tussen 5 en 15 K.
Dit vereiste temperatuurverschil tussen de waterintrede en -uittrede
is bepalend voor het nominale debiet van het systeem. Gebruik de
aangegeven specificatie bij het selecteren van de unit voor het
bepalen van de bedrijfscondities van het systeem.
Verzamel met name de gegevens die gebruikt worden voor de
regeling van het debiet van het systeem:
(l/s)
■ Unit met pomp met variabel toerental – regeling op vast toerental:
nominaal debiet.
■ Unit met pomp met variabel toerental - regeling op
temperatuurverschil: Delta T° nominaal bij de verdamper.
■ Unit met pomp met variabel toerental - regeling op constante
druk: druk bij de uittrede van de hydromodule.
■ Unit met pomp met variabel toerental - regeling op drukverschil:
Delta P tussen de intrede en uittrede van de hydromodule.
Als deze informatie niet beschikbaar is bij het in bedrijf stellen van
het systeem, neem dan contact met de technische serviceafdeling
die verantwoordelijk is voor het systeem om deze informatie te
krijgen.
De debietwaarden voor een temperatuurverschil van 5K bij de
verdamper kunnen worden gevonden in de technische documenten
van het product. De debietwaarden voor alle andere
temperatuurverschillen (tussen 3K en 10K) kunnen worden
gevonden via het selectieprogramma "Elektronische catalogus".
9.1.6.1 - Pomp met variabel toerental – Instellen van een
vast debiet voor het systeem
Het toerental wordt ingesteld op een nominale waarde. Deze waarde
blijft constant en is onafhankelijk van variaties in de systeembelasting.
Neem contact op met de serviceafdeling van de fabrikant voor het
toepassen van de hieronder beschreven procedures.
Reinigingsmethode watercircuit
Raadpleeg de procedure voor het reinigen van het watercircuit.
Procedure voor het inregelen van het debiet
Stel, nadat het circuit is gereinigd, het vereiste waterdebiet in door
de pompfrequentie aan te passen op het bedieningspaneel.
Stop de geforceerde aansturing van de pomp en ga verder met de
configuratie van de unit voor de gewenste regelmethode.
Wijzig de regelparameters:
■ Methode voor het controleren van het waterdebiet
(vast toerental).
■ Constante frequentiewaarde.