INSTRUCTIES VOOR HET TANKEN
Lees GEVAAR en WAARSCHUWING op pagina 7.
∆
GEVAAR
• Draai de contactsleutel in de stand UIT alvorens te tanken.
• Giet nooit benzine in de tank wanneer de motor warm is of nog draait.
• De benzinepomp moet geaard zijn, om elektrische vonkvorming door statische elektriciteit te
voorkomen. Indien de pomp niet geaard is, moet het voertuig voor en tijdens het tanken aan de
pomp geaard worden.
• Als het voertuig uitgerust is met een kap tegen slecht of warm weer, zorg er dan voor dat de ben-
zinetank goed ontlucht is zoals afgebeeld (Figuur 17, pagina 29).
• Om alle brandgevaar te voorkomen, moet u gemorste benzine opruimen voordat u het voertuig
gebruikt.
∆
VOORZICHTIG
• Vul de benzinetank nooit over 2,54 cm onder de bovenrand, om ruimte te laten voor uitzetting. Mors
geen brandstof.
OPMERKING: Vermijd het gebruik van geoxideerde brandstof of met alcohol gemengde brandstof. Voertuigen
die langdurig worden opgeslagen, moeten voorbereid worden volgens de instructies op
pagina 21 van deze handleiding.
1. Verwijder de passagiersstoel.
2. Verwijder de stop en vul de tank uitsluitend met verse, loodvrije benzine. Zie GEVAAR, VOORZICHTIG en
OPMERKING hierboven.
3. Plaats de dop weer op de tank. Controleer of de stop goed vastzit.
4. Plaats de passagiersstoel terug op zijn plaats.
∆
WAARSCHUWING
• Zorg ervoor dat de scharnieren en de vergrendeling van de zitting goed vastzitten alvorens het
voertuig te gebruiken.
VENTIEL
NAAR CARBURATEUR
VENTIELSLANG
Figuur 17 Brandstoftank
BRANDSTOF-
AFSLUITKLEP
BENZINETANK
2006 Carryall 272/Turf 272 benzinevoertuig – Handleiding
Instructies voor het tanken
pagina 29