BEDIENING VOOR KOPLAMPEN
De bedieningsknop voor de koplampen bevindt zich op het dashboard aan de voorkant tussen de benzinemeter en
de urenteller enerzijds en de stuurkolom anderzijds. Trek de bedieningsknop voor de koplampen uit om ze te doen
branden en duw de knop in om ze te doven.
OPMERKING: Als de koplampen langdurig branden zonder dat de motor draait of als de motor stationair draait,
wordt de accu ontladen.
STOELVERGRENDELING EN AFSTELLING
De zittingen van het voertuig zijn voorzien van scharnieren zodat men gemakkelijk toegang heeft tot de motor-
ruimte. Een grendel aan de achterkant van elke zitting verhindert dat de zitting op zijn scharnieren beweegt wan-
neer het voertuig gebruikt wordt. Neem, om de grendel los te maken, de achterzijde van de zitting vast en trek hem
stevig voorwaarts en omhoog totdat de grendel vrijkomt. Om de stoelvergrendeling vast te zetten, duwt u stevig op
de achterkant van de zitting totdat zij op haar plaats klikt.
De zittingen zijn verstelbaar en kunnen naar voren en naar achteren worden verplaatst, afhankelijk van de grootte
van de bestuurder of de passagier. Om een zitting te verstellen, doet u het volgende:
1. Neem de zitting uit het voertuig.
2. Verwijder de vier bouten en sluitringen uit de onderkant van de montageplaat van de zitting.
3. Lijn de gaatjes van de montageplaat uit met de gaatjes in de zitting afhankelijk van de gewenste stoelstand.
4. Installeer de sluitringen en de bouten en haal ze aan tot 10,8 N·m.
5. Plaats de zitting terug in het voertuig.
∆
WAARSCHUWING
• Zorg ervoor dat de scharnieren en de vergrendeling van de zitting goed vastzitten alvorens het
voertuig te gebruiken.
VOORBEWERKING EN DAGELIJKSE VEILIGHEIDSCONTROLES
Alle voertuigen worden grondig geïnspecteerd en afgesteld in de fabriek. Na de ontvangst van uw nieuwe voertuig
moet u zich echter vertrouwd maken met de bedieningen en het gebruik. Controleer elk voertuig zorgvuldig en
vergewis u ervan dat het in goede staat verkeert voor u de levering aanvaardt.
Gebruik de volgende lijst bij de inspectie van uw nieuwe voertuig. U dient deze lijst ook dagelijks te gebruiken om
ervoor te zorgen dat het voertuig in goede staat verkeert en conform het Periodiek onderhoudsschema op
pagina 24 wordt gebruikt. Eventuele problemen mogen uitsluitend verholpen worden door uw Club Car-distributeur/
dealer of een getrainde monteur.
• Algemeen: Alle onderdelen moeten correct gemonteerd en geïnstalleerd zijn. Verifieer dat alle moeren,
bouten en schroeven goed vastzitten. Controleer of alle slangklemmen goed sluiten en de drijfriem van de
starter strak gespannen is.
• Waarschuwingsstickers: Verifieer dat alle waarschuwings- en gebruiksaanwijzingsstickers juist aange-
bracht zijn. Zie pagina's 8 en 9.
• Banden: Controleer de bandenspanning. Zie Voertuigspecificaties op pagina 33. Controleer banden
dagelijks op slijtage en schade, en ga na of ze goed zijn opgeblazen.
• Accu: Controleer vóór het eerste gebruik of het elektrolytpeil voldoende is (Figuur 19, pagina 30). Con-
troleer de accuklemmen. De kabels moeten goed vastzitten en corrosievrij zijn. De accu moet volledig opge-
laden zijn. Controleer of de aansluitingsdeksels op hun plaats zitten en in goede staat zijn.
• Motor: Controleer het oliepeil. Zie Motorolie op pagina 27.
2006 Carryall 272/Turf 272 benzinevoertuig – Handleiding
Stoelvergrendeling en afstelling
pagina 15