DIFFERENTIEELGRENDEL
∆
WAARSCHUWING
• Wanneer de differentieelgrendel ingeschakeld is, draait het voertuig aanzienlijk minder goed.
Gebruik het voertuig niet met hogere snelheden dan halfgas en wees voorzichtig wanneer u het
voertuig probeert te draaien, om te voorkomen dat het voertuig onbestuurbaar wordt wanneer de
differentieelgrendel ingeschakeld is.
• Schakel de differentieelgrendel uit op verharde oppervlakten.
De differentieelgrendel dient om ter hoogte van de achterwielen, indien nodig, betere tractie te verschaffen. Wan-
neer de differentieelgrendel wordt ingeschakeld, wordt tegelijkertijd naar beide achterwielen energie overgedragen
(Figuur 8, pagina 13).
1. Om de differentieelgrendel in te schakelen, vertraagt u het voertuig tot niet meer dan halfgas en trekt u de
hendel van de differentieelgrendel naar de achterkant van het voertuig toe. De differentieelgrendel wordt inge-
schakeld wanneer ter hoogte van beide achterwielen energie nodig is.
2. Om de differentieelgrendel uit te schakelen, stopt u het voertuig volledig en duwt u de hendel naar voren.
OLIELAMPJE
Het voertuig heeft op het dashboard, net rechts van de stuurkolom en het contactslot, een waarschuwingslampje
voor het oliepeil (Figuur 9, pagina 14). Indien dit lampje brandt, moet u de olie controleren en zo nodig olie bijvullen
voor u het voertuig verder gebruikt. U moet het voertuig nooit blijven rijden wanneer het lampje onafgebroken
brandt. Als het lampje aan en uit gaat, mag u blijven rijden maar moet u zo snel mogelijk olie bijvullen. Als het
oliepeil correct is maar het lampje blijft branden, laat u het voertuig dan even nakijken door een getrainde monteur.
Zie volgende VOORZICHTIG.
∆
VOORZICHTIG
• Als het waarschuwingslampje blijft branden, moet u onmiddellijk olie bijvullen, anders kunt u de
motor voorgoed beschadigen.
Figuur 9 Olielampje
BRANDSTOFMETER/URENTELLER
In de linkerbenedenhoek van het dashboard bevinden zich een benzinemeter en een urenteller. De benzinemeter
werkt wanneer het contactslot op AAN staat en laat de bestuurder toe het peil van de brandstof in het voertuig te
controleren. De urenteller werkt uitsluitend wanneer de motor draait en moet worden gebruikt door een getrainde
monteur om het voertuiggebruik bij te houden en te bepalen wanneer periodiek onderhoud vereist is. Zie Periodiek
onderhoudsschema op pagina 24.
pagina 14
2006 Carryall 272/Turf 272 benzinevoertuig – Handleiding
Bedieningen en aanwijzers