3. Bestudeer de bedieningen en zorg dat u de werking ervan begrijpt.
4. Zorg ervoor dat de passagier neerzit en zich aan de armsteun vasthoudt. De bestuurder moet beide handen
op het stuur houden.
5. Zorg dat de wielen in de gewenste richting gedraaid zijn. Controleer of de weg vrij is.
6. Zorg ervoor dat de vooruit-/achteruithendel in VRIJLOOP staat.
7. Druk het rempedaal in en houd het ingedrukt.
8. Draai de sleutel helemaal in de START-positie en houd hem in die stand totdat de motor vlot draait. Activeer
de choke indien nodig. De motor draait stationair wanneer de hendel op VRIJLOOP staat.
9. Schakel de parkeerrem uit.
10. Terwijl u het rempedaal ingedrukt houdt, kiest u de rijrichting door de vooruit-/achteruithendel in de gewenste
stand te plaatsen (
mag worden verplaatst. Wanneer de vooruit-/achteruithendel in ACHTERUIT staat, geeft een zoemer een
waarschuwingssignaal.
11. Laat het rempedaal volledig los en druk langzaam het gaspedaal in. Naarmate het gaspedaal wordt ingedrukt,
komt het voertuig in beweging en gaat de snelheid omhoog totdat de maximumsnelheid wordt bereikt. Zie vol-
gende WAARSCHUWING.
∆
WAARSCHUWING
• De bestuurder moet bij het afdalen van hellingen de snelheid van het voertuig beperken.
• Schakel het voertuig nooit uit VOORUIT wanneer u een helling afdaalt. U zult niet in ACHTERUIT en
evenmin opnieuw in VOORUIT kunnen schakelen zonder te stoppen.
• Druk bij het afdalen van een helling het rempedaal indien nodig in en druk het gaspedaal
gedeeltelijk in. Wanneer het gaspedaal gedeeltelijk ingedrukt is, zal de toerenregelaar zorgen dat
de motor de snelheid bij het afdalen helpt te beperken.
HET VOERTUIG TOT STILSTAND BRENGEN
Om het voertuig tot stilstand te brengen, laat u het gaspedaal los en drukt u het rempedaal in tot het voertuig
volledig stopt. Zie volgende WAARSCHUWING en VOORZICHTIG.
∆
WAARSCHUWING
• Door water rijden kan de werking van de remmen aantasten. Controleer de werking van de remmen
door het rempedaal voorzichtig in te drukken. Indien het voertuig niet normaal langzamer gaat
rijden, blijft u het rempedaal indrukken tot de remmen droog zijn en weer normaal werken.
∆
VOORZICHTIG
• Gebruik het rempedaal om op een helling stil te blijven staan. Gebruik het gaspedaal niet.
HET VOERTUIG PARKEREN EN VERLATEN
1. Nadat u het voertuig tot stilstand hebt gebracht, schakelt u de parkeerrem in totdat hij blokkeert. Zorg ervoor
dat de rem volledig ingeschakeld is. Het voertuig kan dan niet wegrollen.
2. Draai de contactsleutel in de stand UIT en plaats de vooruit-/achteruithendel in de stand VRIJLOOP. Verwijder
de sleutel en draai de brandstofafsluiter in de gesloten stand wanneer het voertuig niet wordt gebruikt
(Figuur 10, pagina 22). Zie ook Figuur 17, pagina 29.
pagina 18
2006 Carryall 272/Turf 272 benzinevoertuig – Handleiding
= vooruit of
= achteruit). De motor moet stationair draaien voordat de schakelhendel
Rij-instructies